“Droog je tranen, zo erg is het niet!”
“Afgelopen nu met dat gehuil!”
Komen die uitspraken je bekend voor?
Nog steeds is het de tendens dat kinderen hun mond moeten houden, het liefst vanaf de geboorte. De opvoeders weten precies wanneer er ‘een reden is om te huilen’ en wanneer het ‘baby’ is.
Wat zijn dat voor mensen die het gevoelsleven van kinderen veroordelen en willen modelleren naar hun idealen of wat hen net uitkomt?
Kinderen worden gedwongen hun overvloed aan emoties naar binnen te drukken, waardoor er een opslag ontstaat. Zo raak je gepantserd van binnen, of je bent als een tijdbom. Frustraties, woede en verdriet stapelen zich op, sluiten je af voor andere gevoelens. Je raakt verstard.
Ook een fopspeen of snoepje geven is een manier om het huilen te smoren. Voor het kind prettiger dan streng optreden, maar evengoed onderdrukking van het echte gevoel.
Als de onverwerkte pijn er een keer uitkomt, is dit in veel extremere vorm; geweld, depressie, uitbarstingen van woede, fobieën. Hysterische huilbuien die zelfs volgens de breedste definities niet in verhouding zijn met de aanleiding. Het is niet meer en minder dan ‘de druppel die de emmer doet overlopen’.
Die psychische problemen kunnen ook komen door het in de steek gelaten zijn op zich. Het niet mogen uiten van emoties geeft het kind nog een extra druk, zeker als het kind door toedoen van de verzorgers overstuur is. Een baby in een buggy die huilt in een poging aandacht te trekken. Een moeder die geïrriteerd zegt: “Doe normaal”. Kom aan, huilen IS normaal gedrag voor een baby die niet kan praten en niet voor zichzelf kan zorgen! Kleine kinderen kunnen nog niet onder woorden brengen hoe ze zich voelen. En als ze dat al kunnen, roept dat vaak een snauw of nog meer woede op.
“Ik heb au aan mijn been”, jammert een meisje van twee of drie jaar.
“Ik kan er nu niets aan doen, ja!” roept de moeder zelf over de toeren. Ze loopt hard door, haar kleintje kan haar niet bijhouden.
Als ouders uit hun dak gaan tegen hun kind, maar wel boos worden als het kind overstuur is (vaak door hun eigen toedoen) geven ze het kind een heel dubbele moraal mee. Ze verlangen een zelfbeheersing van het kind, die ze zelf als volwassene niet eens opbrengen. Het kind krijgt vaak de schuld van de uitbarsting; die is lastig. Sommige kinderen krijgen zelfs klappen omdat ze huilen of driftig zijn, of worden door elkaar gerammeld.
Sommige ouders hebben pret als hun kind pijn heeft of overstuur is. Een meisje van een jaar of zeven die een gat in haar knie valt (niet groot, maar toch.) Zij huilt erbarmelijk. Eerst wordt ze geknuffeld, lijkt het alsof ze goed getroost wordt. Dan is het ineens: “Droog je tranen, het is nu over”. Het meisje gaat alleen nog harder huilen, omdat de situatie nog stressvoller is. Haar ouders verdringen zich om er grappen over te maken. “Kom op, je been ligt er niet af!” en meer in die trant. “Pleistertijd!” huilt het kind. Die pleister kan ze vergeten. “Dan kunnen we morgen ook niet… want je hebt immers een gewond been!” roept een van de ouders uit. Ze hadden het over iets leuks dat ze zouden gaan doen. “Jij bent lief”, zeggen de ouders tegen hun andere dochter, die geen zeer been heeft.
Nog erger is als opvoeders een structurele situatie niet serieus nemen, als pesten op school of een conflict met een leerkracht. “Het komt goed, trek je er niets van aan”. Met instemming van volwassenen (lijkt het) wordt het kind het leven zuur gemaakt. Zij kijken de andere kant uit en het kind krijgt de schuld als z’n gedrag slechter gaat worden.
Vaak is het argument dat je kind verwend raakt of een watje wordt als je het troost. Dat klopt misschien als je het overdrijft. Stel: Je kind heeft ruzie gehad met een vriendje en jij reageert vanuit je eigen emoties, noemt het vriendje een ‘rotjoch’ en zegt “Ach lieverd, kom maar hoor” terwijl je kind alleen zijn verhaal kwijt wil. Je kind gaat zo geloven dat het voorval nog veel erger is dan hij zelf ervaart.
Waar gaat het eigenlijk om? De behoeften en gevoelens van het kind, zou je zeggen. Help het kind het onder woorden te brengen en het op een acceptabele manier te uiten. En ga daarna pas, als dat mogelijk is, kijken naar een oplossing.
Boosheid, verdriet en angst moet het kind kunnen tonen, maar gedrag als anderen uitschelden, schoppen, slaan en harentrekken, kun je beter verbieden. Als het kind genoeg bewegingsvrijheid krijgt; buiten kan spelen en zich binnen ook vrij mag bewegen, zal het overigens minder opgekropte agressie in zich hebben. Kinderen moeten kind kunnen zijn en hun energie kwijt kunnen. Agressie wordt waarschijnlijk ook nog eens veel minder als het kind zijn emoties de vrije loop mag laten. Zelfs als het kind huilt of boos is omdat het geen chocola mag, laat het in zijn waarde. Hij hoeft niet zijn zin te krijgen (beter van niet zelfs), maar ga geen machtsstrijd aan door het huilen of boos zijn te verbieden.
Sommige problemen zijn te gecompliceerd om meteen op te lossen, omdat er vaak machtsspelletjes aan de orde zijn. Maar een echt luisterend oor zal sowieso al veel uitmaken voor het kind.
Sarah Morton.
Comments are closed.