Je zult me misschien voor gek verklaren, want wie kent het niet: De “Ik-ben-2-dus-Ik-zeg-Nee fase” of de “terrible two’s”. Met die uitspraken krijgen ouders de schrik aangejaagd. Ze verwachten dat hun lieve baby’tje ‘ineens’ zal veranderen in een kleine tiran, een dictatortje, een driftkikker of welk woord je er ook voor wilt gebruiken. Ze verliezen hun onbevangenheid tegenover hun eigen kind en gaan zich onbedoeld zó gedragen dat de voorspellingen uit komen. Kinderen voelen hun ouders aan en gedragen zich naar hun verwachtingen. Waarom kent alleen de mens een peuterpuberteit?
De waarschuwers van het eerste uur doen alsof de driftbuien vanuit het niets komen.
De situatie waarin veel kinderen opgroeien, hoeft zo niet benoemd en bekeken te worden. Steeds weer wordt het voorbeeld van een peuter die op de grond gaat liggen krijsen en wild met de benen trapt omdat het geen ijsje krijgt, er aan de haren bijgesleept. Men brengt alle driftbuien onder bij die categorie: “Het wil gewoon de zin doordrijven”. Sommige pedagogen raden schreeuwen, slaan of door elkaar schudden af, omdát het een vorm van aandacht is.
Wat men er niet bij vertelt: in de Supermarkt is het lekkers opzettelijk op kinderhoogte uitgestald en ook nog bij de kassa. Het is knap als een klein kind daar gewoon langs kan lopen. En als een kind leert dat het toch die lolly, dat chocolaatje of speeltje krijgt door overstuur te raken, zegt dat niet meer over de opvoeders dan over het kind?
Ondanks dat het voorbeeld zo bekend is, zie ik het toch weinig, de kinderen die zelf mogen lopen zijn opvallend opgewekt en ook aangepast.
Wat wel gebeurt: het kind krijgt iets lekkers of een pruldingetje toegestopt, zodat het even stil is. Voor echte aandacht voor het kind: samen praten, knuffelen en lachen, hebben de moderne ouders geen tijd. Op een gegeven moment voelt het kind niet eens meer wat het nodig heeft en gaat om snoep en speelgoed vragen om zichzelf af te leiden van een onleefbare situatie. Steeds meer raakt het vervreemd van zichzelf en zijn eigen gevoel.
Voor een kind zelf is een uitbarsting van woede, frustratie of paniek nog het engst. Na afloop kan het helemaal ontredderd zijn en zoekt troostende armen. Het kan weer een baby lijken.
Peuters zijn geen kleine monsters die erop uit zijn hun ouders tot het uiterste te drijven. Verplaats je je in het kind, kan de uitkomst heel anders zijn. Natuurlijk kunnen ze lastig en koppig zijn. Ze hebben ontdekt dat ze een ‘ikje’ zijn, worden zich bewust van hun eigen wil en proberen die uit. Nog meer willen ze de wereld ontdekken, iets zelluf doen, kortom de vleugels uitslaan. Ze zijn nieuwsgierig, vol energie. Ze willen kunnen spelen, experimenteren met water, dingen uit elkaar halen, rennen, klimmen en ravotten. Ze willen in regenplassen stampen, in de zandbak zitten. Dat is allemaal heel gezond, alleen in onze maatschappij waar alles snel snel snel moet is dat lastig. Een peuter loopt nog wel eens de andere kant uit als het iets interessants ziet (Tel de keren eens op dat je zelf ergens gaat kijken wat je aandacht trekt.)
Ik heb meegemaakt dat een klein meisje een paar uur achter elkaar in een buggy moest zitten. “Nee, want jij loopt weg”, was het, terwijl de volwassenen overal rond keken op de markt.
Sommige kinderen mogen niet vies worden. Ze moeten hun mooie kleren schoonhouden, mogen niet verven of kleien en mogen niet morsen met eten, want dat is maar een gedoe. Is het vreemd dat die peuters gefrustreerd raken? Of ze moeten zich aan duizend regels houden en zich schikken in de dagindeling van volwassenen. Hun ontwikkeling wordt gedwarsboomd, ze worden misvormd tot kleine volwassenen en dan ook nog derderangs burgers.
Natuurlijk hebben kinderen leiding nodig en bescherming tegen echt gevaar, alleen wanneer gaat het om het kind en wanneer om de onbewuste belangen van de ouders?
Zie ook: Peuters, temmen of vertrouwen?
Nog een reden dat peuters sneller tekeer gaan dan oudere kinderen en met spullen gooien of schoppen en slaan, is dat ze hun gevoelens en noden moeilijk onder woorden kunnen brengen. Wordt ook niet gestimuleerd. De kleine hangt er maar wat bij, vaak met een fopspeen in de mond. Vindt het al de moed om aandacht te trekken, vaak een gejammer uit pure onzekerheid en onvermogen, is het alsof het tegen een muur praat of krijgt het “Sssst” te horen. Ook als het al tien minuten niets heeft gezegd. Zo’n kind valt stil of gaat harder huilen tot het escaleert tot hysterisch gegil. Uit nood. Wat soms ‘reden’ is voor grappen. Volwassenen die lachen om de tranen van een kind, vaak met elkaar. “Het luchtalarm gaat af!” In het beste geval kijkt de ouder of het kind het niet te warm of koud heeft, geen dorst heeft, geen pijn, dat soort dingen. Die kinderen kunnen een ontwikkelingsachterstand van jaren oplopen.
Ouders die belangstelling hebben voor wat hun kind probeert te delen en veel ermee praten, hebben een kind dat geestelijk bedehand is, al een ruime woordenschat heeft voor de leeftijd. Tweejarigen die al hele gesprekken voeren. Ze zijn ook vrolijker, zelfstandiger en hebben een positief zelfbeeld.
Mijn neefje wist met twee jaar alle automerken uit zijn hoofd. Zijn ouders lieten ook merken dat hij belangrijk voor ze was, dat ze blij met hem waren. Ook benoemden ze alles, praatten veel met hem en lazen hem voor. Hij was het slimst en bijdehandst van de peutergroep, kende als enige de kleur Indigo.
“Weet u waarom al die vervelende crèche-kinderen in de supermarkt altijd zo blèren? Ik wel. Het is een chronisch gebrek aan liefde en aandacht van hun bloed eigen ouders. Ze moeten er voor vechten. Elke dag weer. Een godvergeten schande is het. We zitten met een land vol ontaarde ouders en kinderen. Dàt is het probleem”.
Wie de schoen past, die trekke hem aan
Ik had het niet beter kunnen zeggen. Een ijsje kan aanleiding zijn voor een woedeaanval, maar is zelden de oorzaak. De ‘peuterpuberteit’ is van hetzelfde niveau als: ‘Het zit in de genen dat hij zo is’ en lijkt bedoeld om opvoeders een hand boven het hoofd te houden. ‘Het ligt niet aan jou, het ligt aan je peutertje!’ Zo treft hen geen blaam en hoeven ze niet naar zichzelf te kijken.
Als een peuter echt onhandelbaar is en steeds buiten zichzelf raakt, schreeuwt, met spullen gooit, schopt, slaat en bijt, heb je waarschijnlijk ook op latere leeftijd veel problemen met dit kind.
Andere kinderen lijken juist heel meewerkend. Ik heb peuters en ja, zelfs baby’s meegemaakt die er al depressief of gelaten uitzagen. Alsof ze in een verdoofde toestand verkeerden.
Kinderen die uren achtereen zich stil kunnen houden of zelfs helemaal niet meer aanspreekbaar zijn, het is niet ondenkbaar dat zij opgroeien tot psychopaten of in ieder geval volwassenen zonder liefde en mededogen. Zich verbonden voelen met anderen, liefde en vriendschap, hebben ze al heel jong opgegeven. Ze zijn als baby al in de Ontkenning van de Behoeften terechtgekomen (Een term van Ingeborg Bosch, schrijfster van onder ander: De onschuldige gevangene.)
Als je me niet gelooft: ‘Jack Canfield citeert een studie van de universiteit van Iowa. Een groep studenten volgde een dag lang normale kinderen van twee jaar. Wat ze waarnamen was dat de kinderen voortdurend overspoeld werden met negatieve opmerkingen als: “Kom niet aan die vaas, straks breek je hem”, “Stoute jongen”, “Nee, je bent nog te klein om dat te proberen”. De doorsnee kinderen uit een doorsnee gezin kregen dagelijks 432 negatieve opmerkingen, tegenover 32 positieve te horen. Dat is een verhouding van 13.5 tot 1. Het nationale gemiddelde volgens een studie van de National Parent-Teachers Oganization kwam tot een verhouding van 18 tot 1. Dat is achttien kritische uitlatingen tegenover elk compliment. Welk effect heeft dit op een kind, denkt u? Welk effect zou het op uzelf hebben?’
Uit: Geef uw kind zelfvertrouwen – Stephanie Marston.
Kinderen worden niet uit zichzelf pestkoppen, straatvechtertjes, robots, leugenaars, crimineel, verslaafd, depressief of borderline enz. Zo zijn ze opgegroeid.
Niemand wordt graag geleefd, peuters al helemaal niet. Ze willen ruimte om zich vrij te kunnen bewegen. Ouders die echte belangstelling voor ze hebben, eerlijk zijn, met ze praten, spelen, zingen, ze voorlezen. Liefdevolle armen als het is gevallen en huilt, in plaats van een trap na in de vorm van: “Moet je maar niet zo wild doen!”
Een kind dat in liefde, harmonie en met respect opgroeit, zal later ook zo met anderen omgaan. Wie goed kijkt ziet dat zelfs jonge peuters al lief willen zijn en willen helpen. Zien ze je schoonmaken, willen ze dat ook doen. Laat je iets per ongeluk vallen, is de kans groot dat het kleintje het voor je opraapt.
Kinderen leren meer door voorbeelden dan door regels. Ieder kind kan liefde, zelfvertrouwen, respect voor anderen en voor de natuur ontwikkelen. Geef je veel knuffels, krijg je die ook van je kind. Waardeer je een kind om wie het is, zal het anderen in hun waarde laten.
Eigenlijk is de maatschappij niets anders dan een afspiegeling van hoe we met kinderen omgaan. Peuterpubertijd? Het is tijd voor zelfreflectie.
2 Responses to De mythe van de peuterpuberteit.
Comments are closed.