Voor mij is schrijven meer dan een hobby. Het is een levensbehoefte. Ik zou me geen (langdurig) bestaan kunnen voorstellen zonder boeken en artikels.
Mijn weg als schrijver ging niet over rozen.
Al deed ik mijn best, ik bleef zaken over het hoofd zien.
Toch heb ik aan ieder boek met toewijding en plezier gewerkt.
Soms lees ik met trots iets terug uit mijn boek. De tekst zegt precies waar het om gaat. Ieder woord is raak.
Er zijn ook momenten dat ik wel door de grond kan gaan. Ai. Wat is dat naïef gesteld! Wat een dooddoener! Veel te veel woorden. Wat een overbodige en stroeve zinnen!
Sommige stukken had ik er beter uit kunnen laten.
Door voortschrijdend inzicht, goede raad van anderen en momenten van schaamte, heb ik het nodige geleerd.
Standaard adviezen zijn altijd een tikkeltje link. Ieder echt mooi boek is op z’n eigen manier goed.
De ene schrijver ‘moet’ het plot eerst uitwerken, alvorens aan het boek te kunnen beginnen, omdat het verhaal anders strandt. De ander begint intuïtief te schrijven en weet zelf nog niet voor welke verrassingen hij komt te staan.
Toch zal ik hier pogen om enkele tips met jullie te delen.
1) Schrijf over iets dat je na aan het hart ligt. Dan kom je beter in het verhaal. Sommige mensen gebruiken een thema dat goed in de markt ligt. Ze willen succes, maar zijn met hun hart en hoofd niet bij het verhaal. De lezer kan de tegenzin opmerken. Het verhaal komt geforceerd en gekunsteld over. Schrijftechnisch klopt het misschien wel, maar psychologisch en qua sfeer niet. Als de tekst je tegenstaat, moeten alle alarmbellen gaan rinkelen: waarom zal het boek de lezer wél bekoren? Een verhaal waarin de toewijding voelbaar is, kan de lezer meeslepen. De schrijver weet wat hij wil overbrengen. Het boek heeft een hart en een ziel. De vorm, toon en het gevoel kloppen.
2) Door zelf veel te lezen, krijg je zicht op verhaallijnen, schrijfstijlen en wat wel en niet werkt. (Ook succesvolle schrijvers doen nog niet alles goed.) Zo kun je een voorbeeld nemen aan andere auteurs, maar zonder hun stijl letterlijk te kopiëren. (Het moet wel je eigen stem blijven.)
3) Laat pijn en leed niet de boventoon voeren, want dat werkt verstikkend. Bij huiselijk geweld ligt het voor de hand om de hulpeloosheid en angst van het slachtoffer als uitgangspunt te nemen. Het verhaal wordt veel pakkender als je de spanning tussen de partners en de ontwikkeling die de hoofdpersoon doormaakt weet uit te werken.
Denk een aan ‘Duizend schitterende zonnen‘ van Khaled Hoesseini. Wat maakt dit boek zo tragisch en mooi? Niet de gewelddadige buien van Rasheed en de onderdanigheid van zijn vrouw Mariam, die toen ze vijftien jaar was aan hem werd uitgehuwelijkt. Even heeft ze de hoop dat ze goede maatjes kunnen worden. Als Mariam geen kinderen blijkt te kunnen krijgen, slaat hij echter om en maakt hij haar het leven onmogelijk.
Jaren later redt Rasheed de veertienjarige Laila uit het puin. Na een raketaanval zijn haar ouders omgekomen. Rasheed heeft de hoop dat zij hem een zoon kan schenken.
Aanvankelijk heerst er afgunst en wantrouwen tussen de twee dames, maar uiteindelijk ontstaat er een hechte vriendschap, die hen in staat stelt om zowel de burgeroorlog als hun privéoorlog met Rasheed te doorstaan.
4) Een sterke inhoud is belangrijk. Boeiende personages zijn dat nog meer. Een romanfiguur kan een zwakke plot overeind houden, maar andersom niet. Het moeten unieke mensen zijn, geen buikspreekpoppen. Als je je personages kent, vriend of vijand, krijg je een band met hen en worden het echte mensen. Dat maakt het verhaal levensecht, uniek, scherpzinnig en boeiend. De personen gaan deel uitmaken van de lezer zijn leefwereld.
Een naar voorbeeld: Een op de drie mensen krijgt kanker. Een verhaal over die ziekte is al niet meer uniek. Bij ‘Komt een vrouw bij de dokter‘, zijn het juist Carmen en Stijn die me intrigeren, door hun acties, conflicten en hun persoonlijke proces. Stijn, een overspelige levensgenieter, die steeds meer in het nauw komt door de situatie en volkomen doorslaat in vreemdgaan. Carmen, een spontane, hippe vrouw, die door haar ziekte een ander persoon wordt. Zwaar op de hand. Hun eerst zonnige dochtertje, die op haar eigen manier op de scènes reageert en uiteindelijk het afscheid moet aanvaarden.
5) Geef ieder persoon een eigen stem. Wat zijn hun achtergrond, karakter, dromen, idealen? Hoe reageren ze op situaties? Een jongen van twaalf denkt en praat anders dan iemand van zestig.
De dialogen horen iets te zeggen over het verhaal of over een persoon. Iedere zin of citaat ‘moet’ iets te betekenen hebben. Als we naar het gekletst van mensen willen luisteren, kunnen we op een verjaardag of tijdens een koffiepauze onze oren open houden. Hiervoor hoeven we geen boek te lezen. Gesprekken uit het dagelijkse leven, geven zicht op hoe verschillende mensen praten. Als die dialogen ook ergens op slaan, kunnen ze een goede inspiratiebron zijn.
6) Ook de omgeving speelt een rol. Details maken het verhaal uniek. In plaats van alleen ‘drukke winkelstraat’, beschrijf je gehaaste mensen, met jengelende, vermoeide kinderen die ongeduldig worden meegetrokken. Tieners die met luide stem tegen hun mobieltje praten. Een draaiorgel. Een kleuter met een ballon in de hand. Hoe je over de hoofden van mensen heenkijkt. Ik weet niet of dit een goed voorbeeld is, maar de lezer krijgt al een duidelijker beeld van de sfeer. Het is een idee om erop uit te gaan. Een wandeling langs het strand of door het bos. Een bezoek aan een kroeg. Door goed om je heen te krijgen, komen er ideeën over de setting van het boek. Het best kan de omgeving interacteren met het verhaal of de personages. Objecten en indrukken hebben een functie. Een lied brengt een herinnering naar boven. Een gezicht op een schilderij lijkt iets te willen zeggen.
Hele bladzijden vol met beschrijvingen van fraaie natuur of cultuur, kunnen het verhaal saai maken. Ze halen de vaart uit het verhaal en leiden de lezer af. Het is aan te raden om de indrukken, dialogen, gevoelens en acties af te wisselen.
7) Geef niet meer achtergrondinformatie dan nodig om het verhaal te begrijpen. Minder is meer. Als de voorgeschiedenis een rol heeft in het verhaal, heeft het meerwaarde. Als het alleen maar droge feiten zijn, kun je het beter weglaten. Hetzelfde met ‘feiten’ die de lezer afleiden van het verhaal.
8) Door je personages en wat er speelt niet direct prijs te geven, wordt het verhaal spannender en interessanter. Je laat de lezer iets te raden over.
In plaats van mee te delen hoe verliefd een meisje op een schoolgenoot is en hoe bang ze is om afgewezen te worden, beschrijf je hoe ze wegkijkt zodra hij in de buurt komt. Hoe hij praat, lacht en beweegt en wat dat bij haar teweeg brengt. De gedachten en sensaties die door haar heen gaan. De eerste keer dat ze ’toevallig’ in gesprek komen en hoe er toch een band bestaat.
9) Is het manuscript af, laat het dan even liggen en ga wat anders doen. Zolang als nodig om het verhaal los te kunnen laten en er met een heldere, frisse blik naar te kunnen kijken. Dat hoeft geen jaren te duren. Van teveel uitstel, kan ook afstel komen.
10) Lees het boek minimaal drie keer na. Een keer de grote lijnen, een keer ontspannen (zoals je een ander boek leest) en een keer zin voor zin en woord voor woord. Het beste kun je de tekst dan hardop lezen. Je hoort vaak al of een zin goed loopt en hoe de tekst overkomt. Inhoudelijk, maar ook gevoelsmatig.
11) Schrijven is schrappen. Of beter gezegd: redigeren is schrappen. Dit is al vaak gezegd, maar daarom niet minder waar. Door alle overbodige zinnen weg te halen (tekst die niets toevoegt aan de essentie van het verhaal), blijft er minder tekst over, maar van hogere kwaliteit. Ook informatie die al uit de context blijkt, kan eruit.
12) Emoties zo veel mogelijk suggereren, in plaats van benoemen, zodat de lezer het mee kan beleven. Het is een (al dan niet waargebeurd) verhaal en geen lesboek.
In plaats van: ‘Door haar autisme raakt ze in paniek van onverwachtse gebeurtenissen’, kun je schrijven: “Kunnen we even praten?” zei haar begeleider.
Haar keel knijpt dicht.
Wat moest hij van haar? Hij kwam toch altijd op dinsdag? Wat was er aan de hand? Had ze iets verkeerds gedaan?’
Een roman is niet bedoeld om ‘feiten’ door te geven, maar om de lezer mee te nemen in een ander leven.
13) Pas op met dooddoeners, als: “Zij vocht tegen de tranen.”
Af en toe een cliché kun je je wel veroorloven, zeker als dat de duidelijkste manier is om iets te zeggen. Maar wees er spaarzaam mee, anders vervlakt het verhaal. Hetzelfde geldt voor personages. De gezellige dikzak, het domme blondje. Zo iemand kan wel in het boek voorkomen, maar als de tekst vol staat met clichématige figuren, wordt het eerder een komedie
14) Geloof in jezelf, maar luister naar goede raad. Een redacteur en corrector die van wanten weet is eigenlijk onmisbaar. Zij zien tekortkomingen en foutjes waar de schrijver zelf blind voor is. Met wat aanpassingen waar je zelf niet op kwam, wordt het boek spannender, klopt de sfeer en maakt het meer indruk. Dat hoeft geen honderden euro’s te kosten. Familie staat meestal te dichtbij om het manuscript te zien zoals het is. Maar een goede vriend met een literaire achtergrond, kan een waardevolle gids zijn.
15) Perfectie bestaat niet. Toch is het de moeite waard om het allerbeste van het manuscript te maken, binnen je eigen mogelijkheden. Achteraf zul je veel blijer zijn met je boek. Ook de uitgave onder de aandacht van mensen brengen, gaat dan met meer enthousiasme.
16) Door je te blijven ontwikkelen, blijft het schrijven een uitdaging. Het geeft veel voldoening om je teksten vooruit te zien gaan. Ook is het heel leuk en leerzaam.
Over het schrijven valt nog veel meer te zeggen. Het is nooit ‘klaar’. Meer ideeën zijn altijd welkom.
Zo, en nu weer verder aan mijn roman.
Comments are closed.