Ruimte voor nabijheid

Dat ik het benauwd had kwam door de menigte, door die mensen die me vastgrepen alsof ik een circusdier was, of me raar aankeken als ze me zagen langslopen”.

 

Dit citaat is van Sabine Dardenne. Zij beschrijft in haar boek hoe sommige mensen reageren, nadat ze was bevrijd uit de kelder van Dutroux. Hoe wildvreemden haar vastgrepen en ongevraagd omhelsden. “Ik begrijp je”, zeiden ze bijvoorbeeld. Iemand vroeg zelfs een handtekening.

Niemand kan begrijpen wat zij heeft meegemaakt, behalve misschien als diegene een vergelijkbare hel heeft overleefd. Wederzijdse herkenning van leven in angst kan bijdragen aan de verwerking.

Maar wie pretendeert haar te begrijpen en haar vervolgens zonder haar toestemming vastpakt, begrijpt er duidelijk niets van.

 

Dit is dan een extreem voorbeeld, in de essentie verschilt het niet zo van situaties waar meer mensen zich in herkennen. Als ze verdrietig of van streek zijn of in een benarde situatie zitten. Ik maakte het mee toen mijn opa was overleden en opgebaard lag. Verre familieleden, sommigen herkenden ik amper, sloegen hun armen om me heen en deden alsof we allemaal gemeenschappelijke herinneringen aan opa hadden en die eens gingen ophalen. Terwijl we toch een heel ander contact met opa hadden.

Een saamhorigheidsgevoel? Die had ik wel met familieleden die dichtbij me stonden en me kenden. Hoewel het veel pijn deed dat we opa hadden verloren, herinner ik me ook solidariteit. Een eenheidsgevoel, een diepe verbondenheid. Ik was een van hen. Lang niet altijd voelde ik me begrepen of thuis binnen de familie, maar deze gebeurtenis loste de verdeeldheid op. We voelden elkaar aan.

 

Raakt iemand me aan, zonder daar wat bij de voelen, behalve misschien een algemene vriendelijkheid, voel ik me gekwetst en gebruikt. Ik begrijp nooit dat mensen die ik alleen op verjaardagen tegenkom, me begroeten met een omhelzing, of ineens een arm om me heen slaan. Toneelspel! Zat ik nu diep in de put, kan het nog misplaatste troost zijn, maar meestal is er niets aan de hand.

Het resultaat is dat ik iemand nog meer op afstand hou.

Doet iemand daarentegen de moeite me echt te leren kennen, is er tijd om een band op te bouwen en raakt hij/zij me met aandacht en vanuit liefde aan, kan het een verrukkelijk gevoel zijn. Pure liefde die door me heen stroomt. Dit is niet voorbehouden aan slechts een enkel persoon. Het gaat om de kwaliteit van het contact. Daar herken je echte vriendschappen aan.

 

Als er van een innige band geen sprake is, waarom zou het lichaamscontact dan wel innig zijn? Wat betekent het dan nog?

Als je er denkt iemand mee te troosten, kun je op z’n minst toestemming vragen een knuffel te geven of een arm om iemand heen te slaan.

Zelfs als ik mijn neefje een knuffel wil geven, vraag ik het eerst. Ook of juist kinderen verdienen respect. We willen dat zij anderen ook met respect behandelen. En volwassenen zijn de rolmodellen van een kind.

 

Het lijkt de norm dat mensen uit gewoonte vragen: “Hoe gaat het?” of “Alles goed?”

Ze krijgen een sociaal gewenst antwoord. Een vraag die best wel persoonlijk en gevoelig kan zijn, heeft zo geen enkele betekenis. Mensen komen elkaar tegen, zonder elkaar echt te ontmoeten.

Ik hoor meestal onmiddellijk aan iemands stem of het echte belangstelling is.

Soms vraag ook ik: “Hoe gaat het?” maar alleen als ik het echt wil weten en ook aandacht kan hebben voor iemands verhaal.

 

Ik leer veel van mensen, in die zin hoe het hoofd werkt.

Toen ik het denken op een gegeven moment bewust ging ervaren, werd mij duidelijk dat mijn hoofd een gedachtewereld bevatte die aangeleerd was. Het was dus helemaal mijn eigen gedachten wereld niet. Naarmate ik me los ging maken van die concepten, begon ik steeds dieper te ervaren. Het was een openbaring. Ik doorzag mensen en patronen steeds scherper en kon steeds meer werkelijk betrokken zijn bij iemand.

Wat ik in mijn hoofd had aangeleerd was gebaseerd op oordelen, overtuigingen, verwachtingen, voorwaarden, herinneringen etc.

We zitten vol met ideeën over hoe een gesprek hoort te lopen. Hoe mensen zich aan elkaar voorstellen, hoe een gesprek op te bouwen. Iets dat aangeleerd is en wat in iedere cultuur weer anders is. De meeste mensen hebben een hoofd vol oordelen, manieren en overtuigingen. Daardoor zijn veel ontmoetingen niet daadwerkelijk open. Mensen zitten opgeprikt, zijn slecht op hun gemak of zetten hun ego op. Dat hoeft niet nodig te zijn, een ontmoeting kan pas echt de diepte ingaan als je het gewoon laat komen zoals het komt.

Zoals toen ik met een paar vrienden naar een lezing ging. Ik keek er naar uit. Degene die me ophaalde, kende ik nog helemaal niet, maar het lag het meest in de route. Wat wist ik van hem? Nagenoeg niets, behalve dat hij de website onderhield.

De eerste minuten in de auto, had ik geen idee wat ik van hem moest vinden. Hij was knap, beleefd en zo te zien intelligent. Hij had iets over zich waardoor ik hem als vanzelf volgde.

Ik hoefde ook niets te vinden, ik hoefde het alleen te ervaren. Toen er een gesprek op gang kwam, over zaken waar we allebei nauw betrokken bij waren, was er meteen een band. Zoals ik bij enkele mensen heb bij wie ik me meteen vertrouwd voelde, maar dan intenser.

Toen ik hem een verhaal liet lezen over iets dat me diep heeft geraakt (over een kind dat hard werd aangepakt, omdat het niet wilde gaan zitten), vond hij het prachtig geschreven. Hij had bij zulke situaties nog niet stilgestaan. Zijn stem en zijn hele zijn sprak zo’n medegevoel en betrokkenheid uit. Hij is een van de weinigen met wie ik contact op zielsniveau heb ervaren.

Ook omdat ik bijna geen voorkennis over hem had, dus geen verwachtingen? Wie zou het zeggen.

 

Sarah Morton

This entry was posted in Andersdenkenden, Heersende normen, Kinderen, Levensverhaal, Maatschappij, Persoonlijke ontwikkeling, Vriendschap and tagged , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.