Als een zonnestraal

Op de basisschool was er een jongen voor wie ik bang was. (Die we later ‘wurgslang’ noemden). Hij ging ruw met kinderen om: hij zat ze achterna, hield ze ondersteboven en sleepte ze over de grond. Ik was bang dat hij mij iets zou aandoen.

Amy sleepte me door de periode heen en stimuleerde me om steeds meer te ondernemen, hoewel ze pas in groep 3 zat (en ik in groep 5). Zij kreeg meer voor elkaar dan de leerkrachten.
Er was een lerares die me een hand gaf terwijl we over het plein liepen. Ik durfde nauwelijks op te kijken en de angst werd ook niet zachter. Plezier beleefde ik er al helemaal niet aan.

Op een dag dook Amy op in mijn leven.
Ze stond voor me met haar warme en aandoenlijke lach. Ze lachte veel. Ook durfde ze meer dan ik. Algauw begon ik ook iets te ontdooien en ging ik mijn grenzen verleggen. De pauze werd weer een spel, een uitdaging.
Mijn angst begreep ze maar al te goed. We maakten er een spelletje van. Ik kreeg weer plezier in buiten spelen. We renden en renden, zongen liedjes en maakten ‘vallen’ voor ‘wurgslang’. (Zo noemden we die jongen, omdat hij vaak een arm om iemands nek sloeg.)
Ik trok haar niet zozeer mee in mijn fascinatie, we deelden het. We leken één ziel.

Met een verjaardagsfeestje, toen de andere kinderen al waren opgehaald, bleef Amy als laatst over. We wilden bij elkaar blijven en maakten er een spel van. We klampen ons aan elkaar vast.

De groepsfoto: ik kan me geen kind herinneren met zo’n guitige lach. Een zonnestraal. Bij haar kwam schoonheid werkelijk van binnenuit.
Ik kan me haar niet chagrijnig of ongeduldig herinneren, waar ik zelf nog wel eens stuurs reageerde. Bijna altijd was zij monter, energiek en vrolijk, ondanks haar moeder die al tekeer ging als we te snel weer aanbelden na het buitenspelen. Besefte ze wel wat voor een leuk kind zij had?
Na drie kwartier of zo, moest Amy naar de wc. Ik durfde niet meer en bleef op een veilige afstand van de deur staan, totdat ze riep: “Het mag!”

Amy had het beste van ons tweeën en dat schrijf ik zonder afgunst of bitterheid. Zij had lef en zelden negatieve buien. Onverwoestbaar leek ze. Vitaal, blij en eigenzinnig.
Wat hoop ik dat ze haar jeugd ongeschonden door is gekomen. Dat ze geluk heeft gevonden en nog net zo veerkrachtig, eigenwijs en onvermoeibaar is.  Dat ze in de kern nog steeds dat meisje is, alleen dan een oudere, rijpere versie. Meer levenservaring.

Jarenlang heb ik niet naar haar omgekeken, maar nu gaat er geen dag voorbij zonder haar te missen. Veel eerder had ik erachteraan moeten gaan. Pas rond mijn negentiende, toen ik met Afwijkend en toch zo gewoon bezig was, kwam het in me op om contact te zoeken. Helaas werd ik in die periode overspannen en depressief, door mijn thuissituatie. De wens zakte weer weg, ook toen ik kort mailcontact had met mijn juf. Toen had ik de mogelijkheid om het een en ander na te vragen.
Hoe zou het met haar gaan? Hoe kan ik haar vinden en herkennen? Weer in mijn leven uitnodigen?
Zou ze me nog willen kennen? Nu zou ik een waardige vriendin zijn, ook als ik zelf bang ben.

Kunnen we weer bij elkaar komen? Het leven geeft mensen geen tweede kans, of wel?
Waar ben je? Ken je me nog? Hoe gaat het met je?

Hoe ik Amy ben verloren, weet ik niet meer precies. Het staat me bij dat ze naar een andere school ging.
Heb ik haar verstoten, omdat ik haar niet meer nodig zou hebben? Een vraag die mij kwelt. Had ik kunnen weten dat deze tijd zomaar voorbij kon gaan?
Hoe dan ook heb ik me te makkelijk neergelegd bij deze scheiding. Ik ervoer het leven als een doorlopend verhaal. Dingen gebeurden, zonder er iets aan te kunnen doen. Dat mooie momenten voorbij gingen, ervoer ik als een natuurwet. Ik besefte nog niet dat je vriendschappen kunt koesteren, er moeite voor kunt doen.
Bij latere vriendschappen probeerde ik het contact in stand te houden. Niet erg succesvol, vooral vanwege de afstand en niet zelfstandig kunnen reizen.

Soms loopt een vriendschap stuk, omdat mensen veranderen, ruzie krijgen of uit elkaar groeien. Je kunt het niet afdwingen, maar als het zomaar stopt, is dat zonde en kan het tragische gevolgen hebben.
Wie weet was mijn leven anders gelopen als Amy in mijn leven had kunnen blijven. Of het er iets mee te maken heeft, weet ik niet, maar in de bovenbouw ging het me slecht af. Ook de veiligheid van de middenbouw viel weg. Ik heb warme herinneringen aan die klas. Juf Lily creëerde een groepsgevoel, ik kon er kind zijn. Zij was recht door zee. Ik hield van duidelijkheid.
Het was een van de meest onbezorgde periodes.
In de bovenbouw heerste er competitie. Daar was ik niet goed in. Het pesten en buitensluiten liet niet lang op zich wachten. Vrienden had ik niet. Amy miste ik niet bewust, maar diep van binnen des te meer. De tijd met haar is een deel van mezelf geworden.

Als kinderen verhuizen, kunnen ze elkaar vaak niet meer op eigen kracht opzoeken. Vele waardevolle vriendschappen zijn zo beëindigd. Als het mogelijk is, probeer als ouder te zorgen dat de kinderen elkaar kunnen blijven zien (als ze dat graag willen). Het kost tijd en moeite, maar het draagt bij aan de levensvreugde van de kinderen en ze krijgen een waardevolle boodschap mee over vriendschap. Het is geen wegwerpproduct, maar iets essentieels.
‘Je leert wel weer andere mensen kennen’, klopt voor een deel, maar vrienden zijn niet inwisselbaar.

‘Vroeger’ groeide je op bij dezelfde groep mensen. Kinderen van verschillende leeftijden. Er vielen soms mensen weg en er werden nieuwe leden geboren, maar het was niet gebruikelijk dat mensen aan de lopende band je leven binnen kwamen of weer weggingen.

Ik moet ook denken aan het boek ‘Op zoek naar het verloren geluk‘ van Jean Liedloff. Zij beschrijft haar tijd binnen een indianenstam. Daar leven mensen echt samen. Ze vormen een hechte groep, een familie. We zijn sociale dieren. Het tempo waarin we mensen moeten toelaten en weer vaarwel moeten zeggen, is helemaal niet zo natuurlijk.
De inzichten die de auteur opdeed, maakten indruk op me. Er is geen dwang. Baby’s worden ontvangen op plek die ze toekomt; in de armen van de moeder. Wanneer zij eraan toe zijn, gaan ze op ontdekking en nemen beetje bij beetje afstand. Doordat de kinderen op hun moeder kunnen vertrouwen, ontwikkelen ze steeds meer zelfverzekerdheid en hebben haar steeds minder nodig.
Niettemin blijven de familiebanden hecht. Kinderen groeien met elkaar op en zijn gelijkwaardig aan elkaar. Hun sociale natuur laat hen rekening met elkaar houden. Bijna nooit is er ruzie. Agressie en de ander de loef af willen steken is de kinderen vreemd. Volwassenen hoeven ook zelden in te grijpen.
Zo was onze vriendschap ook: ontspannen en toch avontuurlijk. Bijna altijd respecteerden we elkaar. Er waren geen oordelen. Er was geen impuls om elkaar te beïnvloeden, laat staan te dwingen.

De kleinere kinderen leren van de groteren. De oudere kinderen worden op hun beurt gevoelig voor de signalen en behoeften van jongere kinderen.
Op de Jenaplanschool die ik bezocht, bootsten ze dit principe een beetje na. De middenbouw bestond uit groep 3, 4 en 5. Je zat dus drie jaar in dezelfde klas, waarbij je de jongste, middelste en oudste was. Het grote verschil met de indianenstam is het dwangsysteem waarmee scholen werken.
De lerares in groep 4 en 5 maakte dit enigszins goed. Daar was er ook ruimte om te spelen, plezier te hebben en elkaar te leren kennen.

Graag zou ik die tijd over willen doen. Voor mijn gevoel kan ik er zo in stappen. Dan hoop ik ook iets voor Amy te kunnen betekenen.

Steeds gaat er een versje door mijn hoofd:
Ik was een kind en wist niet beter,
dan dat nooit voorbij zou gaan.

(Om privé-redenen heb ik mijn schoolvriendin en juf voor dit verhaal een andere naam gegeven)

Nog een voorbeeld hoe we kinderen kunnen stimuleren een band met elkaar op te bouwen:

www.argusoog.org/japanse-levenslessen/

This entry was posted in Andersdenkenden, Bewustzijn, Kinderen, Levensverhaal, Maatschappij, Moderne opvoeding, Ouders, School, Vriendschap and tagged , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.