Eten (zowel in de zin van het voedsel als het tot ons nemen ervan) is een van de zaken die vanzelfsprekend onderdeel uitmaken van ons leven. Van nature weten wij instinctief wat we moeten eten en hoeveel.
Helaas moeten veel kinderen en zelfs baby’s al afleren om hun natuur en de signalen van hun lichaam te volgen. Baby’s worden gevoed op schema en krijgen in veel gevallen een afgepaste hoeveelheid surrogaatmelk. Veel baby’s huilen van de honger, omdat het nog ‘geen tijd’ is voor de volgende fles of omdat we nog onderweg zijn. We laten hen schreeuwen en besteden geen aandacht aan de noodkreten.
Veel baby’s lijden daadwerkelijk honger (omdat ze bijvoorbeeld gedwongen worden om de hele nacht door te slapen, zonder voeding) en raken zelfs stilletjes aan (of minder stil) ondervoed.
Iedereen kan zich wel herinneren hoe het voelt om te lang te wachten met eten. Je voelt je slap, trillerig en misschien zelfs duizelig. Zo voelen veel baby’s zich dus ook.
Vele kinderen krijgen een fopspeen om ‘rustig’ te worden. Een fopspeen levert echter geen voeding. Wel onderdrukt het de honger, zodat het middel lijkt te helpen.
Sommige mensen eten voor troost (de emotionele eters), om een innerlijke leegte op te vullen, waar ze in werkelijkheid behoefte hebben aan liefde en gezien en gehoord worden. Sommigen van hen kregen teveel of verkeerd eten. Bijvoorbeeld een ijsje als ze waren gevallen en huilden, terwijl ze eigenlijk liefde, troostende armen om zich heen en vriendelijke woorden verlangden. Veel kinderen kregen een krentenbol in hun mik, terwijl ze in hun wandelwagen zaten en eigenlijk contact zochten of hun benen wilden strekken. Ze ervoeren geen liefde en leerden alles aan te nemen wat hen maar even een prettig gevoel bood.
(1) Dat veel kinderen en later volwassenen zich overeten, is echter niet altijd een compensatie voor een andere behoefte. Sommigen van hen nemen alles aan, gezond of niet, om zichzelf in hun basale levensbehoeften te voorzien. Een voortdurend hongergevoel kan mensen tot wanhoop drijven. Ze hebben werkelijk het gevoel dat ze te weinig brandstof binnenkrijgen, al worden ze steeds zwaarder en zouden ze graag willen afslanken. Ze kunnen blijven eten, zonder verzadigd te raken, omdat ze zich als baby vaak uitgehongerd hebben gevoeld. Sommigen werden als ongeboren kind al afgewezen, waardoor het lichaam van de moeder minder beschikbaar was voor voedsel. Eigenlijk werd het kind verstoten en afgeweerd, wat het als levensbedreigend kon hebben ervaren. Immers: hij mocht er niet zijn.
Ergens weten ze later wel dat hun honger ergens anders vandaan komt en er nu (meer dan) genoeg eten is, maar ze kunnen de link met hun babytijd niet leggen.
Als ze zichzelf proberen aan te pakken en volgens een schema eten, doen ze zichzelf feitelijk hetzelfde aan als dat hun verzorgers hen hebben aangedaan.
Een volwassene die op een crashdieet gaat (het woord zegt het al), zal ook alleen maar aan eten kunnen denken.
Er zijn zeker mogelijkheden om een gezondere relatie met voedsel te ontwikkelen, ook als je honger-verzadigingsgevoel ernstig verstoord is. Door compassie te hebben voor de baby/het kind dat je eens was. Werkelijk de signalen van je lichaam te voelen, in plaats die meteen weg te eten of juist proberen te onderdrukken.
Gezond leren eten zal met vallen en opstaan gaan. Het evenwicht van het lichaam zal langzaam aan herstellen. Eten tot je nemen dat met liefde is bereid (door jezelf of door iemand anders) en dat voedend is, in plaats van alleen vullend. Voedsel vol leven en energie, als groenten en vruchten.
Geef het lichaam de tijd om te wennen aan de veranderingen.
Neem geen genoegen met nepvoedsel, zoals je misschien als baby en kind hebt moeten doen.
Durf het hongergevoel te beleven en stil het daarna met gezonde dingen. Voel in je lichaam wanneer je genoeg hebt. Ont-moet jezelf. Blijf in je lichaam en bij jezelf. Hou van jezelf, om wie je bent.
De behoeften van een baby en klein kind zijn niet te ontkennen. Als ze worden genegeerd en niet worden vervuld, dan blijven ze ook op latere leeftijd naar boven komen.
Als we onze behoeften als baby en klein kind onder ogen zien en erkennen, dan kunnen we onze patronen doorbreken en kan eten een gezonde en vreugdevolle levensverrichting worden.
(2) Veel baby’s krijgen onvoldoende tijd om te drinken. In een paar minuten moeten zij een fles melk naar binnen klokken. Vlak na een voeding kunnen ze zich voelen zoals wij na een overdadig kerstdiner, omdat het in korte tijd een relatief grote hoeveelheid melk naar binnen moet klokken.
Sommige baby’s hebben nooit de borst gekregen, terwijl hun moeder wel de mogelijkheid had om dit te geven.
(3) Moedermelk is het meest gezonde voor een baby. Het is qua voedingsstoffen helemaal afgestemd op zijn behoeften en het lichaam kan het veel beter verwerken dan kunstmelk. Ook ondersteunt moedermelk het immuunsysteem. Het kind heeft minder vaak infecties en minder kans op allergieën.
Hoe kunnen we een gezonde relatie met voedsel stimuleren, vanaf de geboorte?
Borstvoeding op vraag (behoefte van de baby), geeft de beste kansen op een gezonde relatie met eten en een gezonde start.
(4) Vaak is er schaamte om in het openbaar de borst te geven, terwijl voor een baby de borst gewoon een bron van voeding, warmte en geborgenheid is. Voor hen heeft het niet de negatieve lading die het voor (seksueel gefrustreerde) volwassenen heeft.
(5) Verder zijn er best mogelijkheden om discreet te voeden. Er zijn zelfs speciale doeken om de borst af te schermen. Ook in de randstad zijn bovendien vaak nog rustige plekjes. Ook zijn er eetgelegenheden waar ze (een afgeschermde) plek hebben om ongestoord de borst te geven.
Hoever je wilt gaan om je af te schermen, mag je natuurlijk zelf weten, zolang het kind er niet onder lijdt.
Bovendien zijn er ook volwassenen die positief reageren en het aanblik lief, mooi of vertederend vinden.
Is het geen idee om te tonen dat een baby voeden iets heel gewoons en natuurlijks is? Zodat kinderen weer onbevangen kunnen reageren en volwassenen het voeden weer gaan zien als iets dat erbij hoort?
Waarom zou je eigenlijk toestaan dat buitenstaanders tussen jou en je kind komen?
Baby’s die de borst krijgen, willen vaker drinken dan flesgevoede kinderen. Moedermelk is lichter verteerbaar en bovendien kunnen niet alle borsten genoeg melk opslaan om met langere tussenpozen te voeden.
Veel baby’s moeten dus vaker drinken om genoeg binnen te krijgen, anders kunnen ze zelfs ondervoed raken. Vaker aanleggen stimuleert ook de aanmaak van melk. Hoe vaker het kind drinkt, hoe vaker het lichaam een prikkel krijgt om melk aan te maken. Als een baby bijvoorbeeld vijf uur achter elkaar moet doorslapen, omdat dat zo ‘hoort’, dan kan dat de melkproductie remmen of zelfs laten stagneren.
Verder is het belangrijk dat de baby de tijd krijgt om te drinken, omdat aan het begin de licht verteerbare melk eruit komt en daarna pas eiwitrijke en vetrijke melk. Bovendien zal hij zo gewend raken om de tijd te nemen voor eten en drinken en zal het niet naar binnen schrokken of slobberen.
Zie ook borstvoeding.com
(6) De overgang naar vaste voeding gaat makkelijker, omdat het kind via de moedermelk al aan verschillende smaken went.
(De meeste kinderen zijn rond zes maanden toe aan vast eten. Dan kunnen ze het verteren en kunnen ze ook op eigen kracht rechtop zitten. En rechtop eten is veel makkelijker dan liggend. De natuur zit mooi in elkaar.)
Als het kind gepureerde hapjes krijgt, waarbij het passief wacht op de volgende hap, dan zal gewoon eten erg wennen zijn.
Als het kind de mogelijkheid krijgt om zelf (zacht) voedsel, zoals fruit, komkommer en een stukje brood vast te pakken, in zijn mond te steken en te leren kauwen, dan zal het proces van met de pot mee-eten heel natuurlijk gaan. We hoeven niet bang te zijn dat het kind zich verslikt. Hij heeft een sterke kokhalsreflex. Als iets te dicht bij zijn keel komt, dan kokt hij het eten weer uit.
De kans op verslikken is zelfs kleiner als het kind zelf de controle heeft over wat er in zijn mond komt.
Als hij geleerd heeft het stuk in zijn mond te krijgen, volgt de volgende ‘stop’. Hij moet er wat mee doen. Leren kauwen. De hap vermalen, zodat hij het kan doorslikken.
Sommige kinderen zijn een natuurtalent, andere doen er maanden over om zelfstandig te leren eten.
Zolang het kind gezond en levendig is, helder uit zijn ogen kijkt en goed groeit, hoeven we ons geen zorgen te maken.
Natuurlijk zal het kind aan het begin veel knoeien en stuntelen. Door oefening gaat het echter steeds beter.
Het kind raakt het best vertrouwd met eten, als het op zijn eigen manier mag ontdekken en spelen. Ingrijpen door volwassenen is alleen maar verwarrend en de kans op verslikken is bovendien groter, omdat het kind de controle verliest over zijn eigen lichaam.
Als we bijvoorbeeld een lepel in de mond van het kind duwen, zal het dat ervaren als een aanval op zijn autonomie en zal afwerend reageren. Sommige kinderen krijgen zelfs een afkeer voor (gezond) voedsel.
Het kind heeft behoefte aan vertrouwen, niet aan wantrouwen. Als het kind zijn lichaam mag volgen, dan zal het onbevangen kennis kunnen maken met het voedsel en waarschijnlijk een gezonde eetlust ontwikkelen.
Als het kind betrokken wordt bij het boodschappen doen en eten bereiden, dan zal het ook vertrouwder voor hem zijn dan als het zo op zijn bord wordt geschept.
Ook peuters kunnen al etenswaren pakken en in de boodschappenmand leggen en kunnen groenten wassen, eieren pellen of bestek op tafel leggen. Omdat zij een bijdrage hebben geleverd aan het eten, zullen ze het als hun eigen creatie ervaren en met meer smaak eten.
Misschien is het mogelijk om een moestuintje te onderhouden, samen met het kind. Dat is heel leerzaam. Het kind maakt mee en ziet waar het voedsel vandaan komt en levert zijn bijdrage aan het ontstaan en groeien van de groenten en vruchten.
Dan wordt eten weer wat het bedoeld is, een bron van levenskracht en vreugde.
(1) Frans Ruppert, Vroegkinderlijk trauma (2014) Uitgeverij Akasha
(2) Femke van Roozendaal, ‘Borstvoeding: ’s nachts voeden, waarom zou je?’ (2015) Kiind
(4) ‘Stop er dan mee’, (door Helga Berghman) en ‘borstvoedingsmaffia’ (door de redactie), borstvoeding.com/
(5) http://borstvoeding.aardig.be/borstvoedingstips/buitenshuis/
(6) Stefan Kleintjes, ‘Introductie van vast voedsel na zes maanden’, borstvoeding.com
Comments are closed.