Kutmarokkaantje of slachtoffer van jeugdzorg?

Laatst kwam ik terecht bij een educatief filmpje: ‘De besloten groep’. Er zitten zo’n 800 jongeren in de jeugdgevangenis, zonder dat ze iets strafbaars hebben gedaan. De uitleg: “Zij hebben ernstige gedragsstoornissen en kunnen nergens anders terecht”.
De maatschappij weet zich geen raad met hen.
Zijn ze uit zichzelf gek of onhandelbaar of zijn ze zo geworden door hun omgeving?

Een van hen is de negenjarige Mina Murat. Vanuit de gevangenis komt ze terecht in een gesloten groep, met een hek erom heen, waar ze zal worden behandeld voor haar gedragsproblemen.
De begeleider die haar opvangt lijkt een joviale peer. “Heb je nog afscheid genomen gisteren?” Mina mag vrijuit praten. De kinderen hadden een disco gehouden bij het afscheid, hadden chips gegeten en ze mochten tot tien uur opblijven. Met belangstelling vraagt de begeleider naar haar belevenissen.
Totdat hij in de aanval gaat: “Wij hebben een probleempje”. De mensen die hier werken gaan zich elke dag met haar bemoeien en zullen haar vaak iets verbieden. “Wat ga je dan doen?”
“Boos worden”, zegt Mina verlegen.
“En wat doe je dan als je boos bent?”
“Slaan en met spullen gooien.”
“Dan ga ik hard wegrennen”, grapt de begeleider. Het lijkt nu nog gezellig.
Nog opgewekt zegt hij: “Dat ga ik echt niet goedvinden, dus dan weet je dan alvast. Wat denk je dat ík doe als ik boos ben?” Hij geeft antwoord op zijn eigen vraag: “Dan ga ik heel hard praten.” En als ze niet luistert, pakt hij haar misschien bij de arm.
“Waarheen?” zegt Mina.
“Heb je dat nog niet gezien?” De begeleider maant haar mee te komen.
Hij laat haar een kamer zien met niets dan een matras en een bankje. “Daar kun je even afkoelen”. Enthousiast vertelt hij erover en wijst dingen aan.
Kinderen in de isoleercel. Niet omdat ze iemand te lijf gaan, nee, bij lastig gedrag of omdat ze weigeren de almacht van het personeel te erkennen.
Mina wordt nu zenuwachtig. Ze begint over buikpijn en wil niet meer verder praten. Ze wil naar haar kamer.
“Ja, als het gesprek is afgelopen”.
“Ik ga niet meer luisteren”, zegt Mina en wendt zich af.
De begeleider heeft een advies voor haar: “Zo moet je niet met mij omgaan”. En ook niet met de andere mensen die er werken. Want zij (Mina) heeft een probleem, zij moet aan haar gedrag werken en kan zo niet met haar leven doorgaan. Want deze houding heeft haar in deze situatie gebracht. De man begint steeds dreigender te klinken. Mina klapt dicht en is doodmoe. Hij kan nog wel het medegevoel opbrengen om te zeggen dat hij het niet leuk vindt voor een meisje van negen om hier te zitten. Hij laat haar achter om na te denken.

Over het algemeen is de begeleiding heel negatief tegen haar. Ze zeggen wat ze niet kan en wat verkeerd gaat. Nauwelijks heeft ze uitzicht op een complimentje of iets om naar uit te kijken. (Terwijl het toch Horizon heet.) Bewegingsruimte, keuzevrijheid en lucht. Ze vertellen haar tot in de details wat ze moet doen en wat niet. Haar ouders ziet ze minimaal. Ook als ze huilt omdat ze haar vader mist, reageert de begeleiding afstandelijk en zegt bijvoorbeeld: “Volgende week kun je weer met je vader bellen. En dan is het zo weekend en dan komt je vader”.
Haar zelfbeeld is laag en niet zelden zit ze er verslagen, verdrietig of uitgeblust bij. Ook lijkt ze bang voor mensen, wil ze zich niet laten zien.

Als haar ouders (na vier maanden) op bezoek mogen komen, is de vader in tranen omdat hij zijn dochter zo weinig mag zien en ‘ze’ haar hier houden. Hij geeft aan dat Mina graag contact wil en dit wordt tegengehouden. Hoe erg dit voor haar is. De begeleidster beweert dat Mina de familie niet wilde zien en dit ook in het dossier staat. De moeder en tantes weten zich geen raad met de situatie. Mina en haar broertje houden duidelijk van elkaar en knuffelen elkaar steeds. Broertje zegt dat hij elke dag moet huilen en vraagt steeds waarom ze niet mee naar huis gaat. Ook als ze weer weg gaan. Een verscheurd gezin.
Zodra de familie uit beeld is, krijgt Mina, die nog aangeslagen is, ruzie met de suggestieve begeleidster, die haar de schuld geeft dat haar vader in de bajes heeft gezeten. Mina geeft brutale antwoorden terug, als: “Nou, en”, of “Het is mijn leven en ik mag ermee doen wat ik wil”.
Mina moet verantwoordelijkheid nemen voor wat ze heeft gedaan, (leugens vertellen over haar vader) want nu heeft ze haar vaders leven ook bepaald, vindt de begeleidster. Papa zou verdrietig zijn dat hij de gevangenis in moest, dat had hij net nog tegen haar (de begeleidster) gezegd.
Een volwassene kun je verantwoordelijk houden voor zijn gedrag, een kind van negen jaar nog niet. Het is nog afhankelijk van de omgeving en de opvoeding en het ontwikkelt zich nog. Als een kind iets verkeerd doet, kun je het daar op aanspreken en ook uitleggen wat wel goed zou zijn. Een voorbeeld stellen.
Maar Mina gaat toch niet over de straf die haar vader kreeg? Letterlijk zegt de begeleidster: “Ik confronteer jou met iets wat jij gedaan hebt en dat gevolgen heeft voor de rest van de wereld”.
Dat ze hier zit zou ook een gevolg zijn van wat ze heeft gedaan.
De begeleidster is duidelijk van streek en het ontaardt in een welles-nietes discussie.
Mina wil hier weg. Dat kan niet volgens de begeleidster.
“Ja wel! Mijn vader kan me hier gewoon uithalen”.
“Nee, dan kan niet, want dan is hij strafbaar”.
Als Mina niet meer wil luisteren, moet ze op een stoel gaan zitten, waarna ze de begeleidster verrot scheldt.
Waarom mag een kind niet zeggen wat ze vindt?
Ik verafschuw het als (zeker zulke jonge) kinderen met ziektes schelden, al kon ik het me ergens voorstellen; ze is helemaal gefrustreerd. Opgesloten en overgeleverd aan incapabele vreemden die naar believen over haar kunnen beslissen en haar psychisch mishandelen. Weinig naar buiten kunnen. Om zichzelf tegen tegen de pijn en onmacht te beschermen, heeft ze een houding van: ‘Niemand kan mij wat maken’.
Het zijn instellingen waar een paar volwassenen een kind tegen de grond kunnen werken omdat het bijvoorbeeld zijn melk niet wil opdrinken. Waar ‘hulpverleners’ kinderen helemaal kunnen indoctrineren en bang maken en de band met hun ouders doorsnijden.
Wat heeft dat meisje allemaal al meegemaakt? Hoe zijn haar ouders?

Deskundigen praten veel over de kinderen en weinig mét hen. Behalve om ze iets te laten doen of om ze geestelijk te bewerken. Het gaat steeds over gedrag.
Natuurlijk moeten kinderen het weten als ze over een grens zijn gegaan en soms is het nodig ‘streng maar rechtvaardig’ op te treden.
In het programma Eerste Hulp Bij Opvoeden, komen ook zulke kinderen voor, soms nog erger. De Super-nanny leert de ouders weer gezag uit te stralen en vooral de liefde en plezier terug te brengen in het gezin. Tijd en aandacht en ook benoemen wat de kinderen goed doen. Ze laten deelnemen aan het dagelijks leven, zoals kleine taakjes geven. Daar groeien kinderen geestelijk van. Gaat een kind over een grens en trekt het zich van een waarschuwing niets aan, moet het (ook) een paar minuten op een stoeltje (of kleedje of trap) zitten. Daarna legt de ouder rustig uit wat het verkeerd deed en maken ze het weer goed. Met een knuffel of kus sluiten ze het af. Met het hele gezin gaat de nanny aan het werk. Hulp in de thuissituatie, in plaats van het kind als een geïsoleerd probleem te zien. De kinderen knappen zichtbaar op. Behalve prettiger in de omgang, zijn ze ook vrolijker en meer ontspannen. Net als de ouders!
Hoe zou het met dit meisje zijn gegaan, in een liefdevolle omgeving?
Ik hoop dat het goed komt met haar.

Waar lijden niet altijd loutert, doet liefde dat meestal wel.

 

Links: De besloten groep 1

De besloten groep 2

De besloten groep 3

De besloten groep 4

This entry was posted in Actueel, Andersdenkenden, Behandeling, Deskundigen, jeugdzorg, Kinderen, Maatschappij, Marteling, Onderzoek, Ouders, Rechtspraak, Ziektebeelden and tagged , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

24 Responses to Kutmarokkaantje of slachtoffer van jeugdzorg?

  1. Pingback: Boek "Levensklem" - Kutmarokkaantje of slachtoffer van jeugdzorg?

Comments are closed.