Woorden lijken uitgevonden om elkaar te helpen te ‘verstaan’, maar doen ze dat ook?
Taal schept, maar kan ook afbreken.
Praten is iets anders dan iets zéggen. Tachtig procent van de ‘gesprekken’ gaat (naar mijn idee) nergens over.
Als woorden iets te betekenen hebben, zijn ze zinvol. Ze handelen over essentiële zaken en duiden een kern van waarheid aan. Het zijn geen loze woorden, de spreker beseft waarom hij zegt wat hij zegt.
Als dit wollig klinkt, vergeef me.
Iemands gelijk hoeft ook niet ‘bewezen’ te zijn, als hij maar meent wat hij zegt.
‘Ik hou heel veel van je’, uitroepen heeft betekenis als je dat echt zo voelt, maar is vals als je er weinig van meent.
Veel deskundigen verkrachten de taal. We leven in een cultuur waar dwang ‘hulp’ heet, waar geweld ‘veiligheid’ moet voorstellen. Een interpretatie van een hulpverlener, heet een ‘diagnose’. Een ‘zorgmelding’, betekent dat ‘bevoegde’ instanties ongevraagd je leven en woning binnen kunnen dringen.
Veel woorden lijken hun oorspronkelijke betekenis verloren te hebben. Het is een taaltje geworden dat alleen deskundigen onderling begrijpen. Zij strooien ouders vaak zand in de ogen met dooddoeners als ‘het is in het belang van een kind’, of ‘het is een bedreiging voor de ontwikkeling.’
Als een kind spontaan, beweeglijk, onrustig, stil, verlegen of emotioneel is en volwassenen hier moeite mee hebben, dan komt al gauw de ‘zorg’ om de hoek kijken. Er wordt een psychiatrisch onderzoek ingesteld, waar meestal een of ander ziektebeeld uit voortvloeit. Het kind krijgt een etiket opgeplakt en wordt in het vervolg daarnaar behandeld.
Kritisch denken of een andere visie of ervaring hebben dan de deskundige, heet ‘zorgweigeren’ of gebrek aan ‘ziekte-inzicht’.
De taal van een dergelijke hulpverlening is een dode taal. Ze heeft geen toekomst en mag ook geen toekomst hebben.
Bolkestein zei: ‘Wie taal misbruikt, kan anderen flink beduvelen.’
Veel mensen op wie een etiket is geplakt van bijvoorbeeld ‘ADHD’, ‘Autistisch’, ‘Asperger’ hebben de kracht om een autonoom, gezond en zinvol leven te leiden. Alleen zijn ze niet zelden al op jonge leeftijd ‘verdwaald’, omdat ‘autoriteiten’ hun steeds de verkeerde weg wezen.
Wanneer ze in zichzelf leren geloven en mensen kennen die hen steunen, dan kan hun leven een heel andere wending krijgen.
Deze mensen en kinderen moeten weer een stem krijgen. We moeten hen zien en begrijpen zoals ze werkelijk zijn.
De zogeheten probleemkinderen hebben vaak bijzondere gaven, alleen zijn veel mensen niet meer in staat om die op te merken. Ik probeer in problemen kansen en uitdagingen te zien. Ik geloof dat autonome hulpgroepen kunnen bijdragen tot de oplossing van veel problemen. Zelf ben ik ook bezig om zo’n groep op te zetten.
Echte hulp herken je aan de intentie. De helper is betrokken, laat je in je waarde en wijst je de weg. Hij stimuleert je om op eigen kracht verder te kunnen gaan.
Je komt tot nieuwe inzichten, je leven verandert ten goede en je krijgt meer vrijheid om zelf te kiezen. Alleen al een luisterend oor kan trouwens veel oplossen.
Hulp kan uiteraard ook praktisch zijn, zoals bijvoorbeeld bij problemen met de computer. Zelfs hier geldt: pak je alleen de symptomen aan, dan komt het probleem vroeg of laat terug, vaak in een andere vorm.
Iets oplossen is iets anders dan het ‘leren hanteren’.
Het moet natuurlijk van beide kanten komen. De hulpvrager moet niet verwachten dat iemand al zijn problemen kan oplossen.
Sommige mensen die bij mij hulp zochten lieten blijken dat ze het waardeerden dat ik naar hen luisterde en moeite voor hen deed, anderen leken dat vanzelfsprekend te vinden en schenen het niet op te merken.
Als een kind huilt en liefde en aandacht nodig heeft, kun je het in de armen nemen en troosten. De behoefte aan affectie is dan vervuld, de spanning verdwijnt. Het kind houdt energie over voor andere zaken, zoals leren, onderzoeken, plezier hebben en groot en sterk worden. Je kunt hem ook een fopspeen of een koekje geven, zodat hij even stil is. Hij wordt even afgeleid, maar zijn werkelijke behoeften blijven onvervuld. Bovendien ontstaat er een nieuw probleem. Het kind denkt dat iets in zijn mond steken als het verdriet heeft of eenzaam is, helpt. De basis voor emotie-eten.
De ouders of opvoeders denken vaak oprecht dat ze het kind op deze manier helpen, omdat ze vroeger ook zelf zo zijn ‘getroost’. Het is hun manier geworden om op gevoelens te reageren.
Onder het lastige gedrag van een kind zit een uniek, opgroeiend mens, met zijn kwaliteiten, karakter en ziel. Bij baby’s is die puurheid nog het duidelijkst te zien. Naarmate kinderen opgroeien, raken ze geconditioneerd. Velen raken verwijderd van zichzelf.
De taal van baby’s en jonge kinderen is zuiver en eerlijk, alleen ‘verstaan’ volwassenen deze vaak niet, omdat ze niet meer helder waarnemen. Hun blik is vertroebeld door oordelen, overtuigingen en onverwerkte gevoelens. Al jong hebben ze hun eigen noden moeten ontkennen.
Baby’s kunnen meer dan alleen huilen en lachen. Ze maken oogcontact, reiken hun armen naar hun verzorgers en kijken om zich heen. Ze kunnen gevoelens en voorkeuren tonen. Met hun lichaam, gezichtsmimiek en geluiden vertellen ze hun verhaal.
Er zijn manieren om het kind in jezelf terug te vinden en die ’taal’ weer te verstaan. Door je volwassen maatstaven eens los te laten en de wereld te proberen te beleven vanuit het perspectief van een kind. Het kan een openbaring zijn. De omgeving weer daadwerkelijk opmerken. Je ziet veel wat normaal gesproken aan je voorbij gaat.
Ook zul je kinderen beter leren begrijpen.
Liefde is de weg! Door met oprechte aandacht naar jezelf te kijken en je eigenschappen en overtuigingen in het licht te stellen, kunnen de problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Oude vooroordelen kunnen we dan laten voor wat ze zijn. We kunnen ze onderkennen, zonder ons er voortaan nog door te laten leiden.
3 Responses to Scheppende taal
Comments are closed.