Mijn leven was geen succesverhaal. Waarom ging ik een autobiografie schrijven? Zo boeiend was mijn leven toch niet? Ik was geen moedig iemand en had geen avontuurlijk leven. Toch ervoer ik het leven vaak als intens. Veel mensen willen hun pijn en verdriet van zich afschrijven. Ze proberen hun trauma’s te verwerken. Bij mij was dit niet anders. Toch ging het dieper. Ik had een verhaal te vertellen.
Hoewel pijn mijn leven soms overheerste, waren er ook mooie, waardevolle momenten. Voor mijn gevoel kon ik zo weer in die tijd stappen.Ook andere mensen wilde ik toegang geven tot deze wereld.
Een autobiografie moet geen roep om medelijden zijn. Het hoort het persoonlijke te overstijgen. Het gaat niet om ‘hoe erg het wel niet was’, het gaat om een levensweg die iemand al heeft bewandeld. Angst, pijn en verdriet horen afgewisseld te worden met vreugde en mooie momenten.
Ik moest goed bedenken waarom mijn verhaal de wereld in moest. Om mijn verleden te verwerken of om die periode tot kunst te verheffen?
Een mooie autobiografie is een roman met de schrijver als hoofdpersoon. Zit de auteur er zelf nog helemaal in, dan is de kans op een ‘zielig’ verhaal groot. Is hij of zij er helemaal klaar mee, dan kan het een koel en afstandelijk verslag worden.
Het is zaak om betrokken te zijn bij het verhaal en zich ook te verplaatsen in een lezer. Wat de inhoud ook is, het boek moet goed geschreven zijn, zodat de lezer het gevoel heeft deel uit te maken van een ander leven. Een jammerklacht gaat niet werken, een heftig, ontroerend en aangrijpend verhaal wel. Is de hoofdpersoon bijvoorbeeld verliefd, dan dienen de lezers mee te kunnen leven. Ze beleven de hunkeringen, de onzekerheid, de pure vreugde bij een mooie ontmoeting en de pijn van een afscheid alsof het over hun eigen leven gaat. Het gaat niet alleen om mijn eigen gevoelens. De omgeving, zonneschijn, wind en regen maken het verhaal levendig en geven het lucht.
Vóór het speciale onderwijs zat ik op een gewone basisschool. Hierna was de enige mogelijkheid een school voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen. Ik hoopte op een fijne school, met gelijkgestemden. Juffen en meesters die geduldig en liefdevol waren. Waar kinderen kunnen ontdekken wat bij hen past en wat niet en waar leerkrachten hen in hun waarde laten. In groep 4 en 5 van de basisschool heb ik dit mogen meemaken. Een leuke juf die een groepsgevoel creëerde. Pesten en buitensluiten tolereerde ze niet. Je had elkaar te accepteren. Je best doen was belangrijker dan winnen.Ik maakte er ook vrienden en denk met warme gevoelens terug aan die tijd.
In de bovenbouw heerste een andere sfeer. Er was veel competitie. De meester was gericht op prestaties. Huilen was kinderachtig, veel klasgenoten leken kleine volwassenen. Ze speelden niet en praatten als twintigjarigen. Als ik iets vertelde, was er altijd wel iemand die me verbeterde. Het pesten en buitensluiten liet niet lang op zich wachten. Hoewel er enkele klasgenoten aardig tgen me waren, wilde ik nu zelf naar een andere school.Ik hoopte op betere tijden.
De leerkrachten vonden dat ze kinderen aan moesten kunnen. Dat was de cultuur. Cluster 4 betekent: ‘Scholen voor kinderen met ernstige problemen in het gedrag, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen.‘
Ik kan me nu wel voorstellen hoe het is om in een psychiatrische inrichting te zitten. Mijn beleving, gevoelens en zaken waar ik tegenaan liep, alles schreef men toe aan mijn ziekte-beeld.
Op school voelde ik me meer een experiment dan een mens. Het is stigmatiserend als anderen niet zien wie je bent.
Uiteraard zijn er ook speciale scholen waar het personeel rustig en geduldig is en de kinderen in hun waarde laat. Waar mensen met liefde voor de kinderen werken en waar kinderen meer zelfvertrouwen ontwikkelen. Tussen scholen en leerkrachten zit veel verschil. Toch is de beschrijving van de doelgroep al heel negatief.
Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen.
Zo zijn ze ook behandeld. Kwam een leerling voor zichzelf op, dan liep hij het risico op slaag en schoppen. Kinderen werden de klas uit gesleept. Er was geen keuzevrijheid. Zo waren er verplichte judolessen, terwijl ik moeite had met aanrakingen.
Collsion gaat over mijn tijd op het speciale onderwijs. Het is in romanvorm geschreven. Het is meer dan tien jaar geleden en ik herinner me alsof het gisteren was. Al twee jaar zat ik tegen mijn zin op de school, totdat ik Luka opmerkte. Zij viel me meteen op tussen de andere leerkrachten. Haar puurheid en energie. Onbevangen en puur keek ze naar kinderen, zonder bezig te zijn met hun gedrag te sturen. Zij liet kinderen in hun waarde. Ook kon zij grenzen aangeven, zoals wanneer kinderen op elkaar scholden of elkaar sloegen. Dan trad ze ferm maar niet agressief op. Ze leek zich bewust van haar voorbeeldfunctie. Achteraf was die energie en vrolijkheid maar betrekkelijk, want Luka was al een paar jaar overspannen en depressief.
Achteraf heb ik mijn spijt uitgesproken, dat ik haar nood niet heb gezien, er gewoon aan voorbij ben gegaan. Ze vond het niet vreemd dat ik ‘niets’ had gemerkt. Het ging al slecht met haar toen ze op school kwam werken. Ook was de school juist de plek waar ze nog goed functioneerde en waar ze nog wat eigenwaarde voelde. Ze ervoer liefde van de kinderen en kon iets voor hen betekenen.
Hoewel zij met de lagere groepen werkte, kreeg ik toch contact met haar. Na schooltijd ging ik bij haar langs, in de speltherapiekamer. De korte gesprekken betekende alles voor me.
“Ze klopt aan en wanneer Luka opkijkt, zwaait Sarah. Luka reageert als de vorige keren. Ze lacht verwelkomend terug en haar ogen glinsteren vriendelijk. Wat voorzichtig en onzeker stapt Sarah de kamer binnen. Luka zit op een stoel. “Hoe gaat het?” vraagt ze belangstellend. “Vandaag niet heel goed”, antwoordt Sarah, redelijk naar waarheid. Haar stem klinkt eenzaam en ingehouden en toch op een subtiele manier opgewekt, alsof ze weet dat het snel over zal gaan. “Zit je niet zo lekker in je vel?” vraagt Luka overbodig maar invoelend. “Niet echt”, antwoordt Sarah.“Je mag altijd naar me toekomen als je ergens mee zit”, maakt Luka meelevend duidelijk. “Dank je, ik zal eraan denken”, reageert Sarah ontroerd.”
Ook wilde ik haar toevertrouwen hoe het er op school aan toeging. Enkele dagen voordat we ons gesprek zouden hebben, trok zij het echter niet meer.
“Meester Tony nadert haar. “Weet je al dat Luka Jarvis ziek is? vraagt hij wanneer hij bij Sarah staat. Zijn stem klinkt nuchter en tegelijk ernstig en ontmoedigend. “Nee”, reageert Sarah verbijsterd en staart in een diepe leegte. Haar stem drukt echter weinig van dit alles uit. “Het stond op het bord, op de ziekenlijst”, vervolgt Tony. “Het is jammer maar het is niet anders”, zegt hij bijna luchtig. Het dringt meteen door wat dit betekent. Een ergere anticlimax bestaat er niet. “Oké”, is alles wat Sarah zegt, afwezig door wat haar vandaag is ontnomen. Wanneer Tony haar alleen laat wordt ze overvallen door verslagenheid. Ze had intensief naar het gesprek toe geleefd, bijna letterlijk en nu lijkt er iets in haar te zijn gebroken.Hoewel de zonnestralen nog steeds het plein verwarmen, had het wat Sarah betreft net zo goed doorlopend kunnen regenen.”
Al voordat Luka helemaal instortte, wilde ik een boek schrijven over mijn tijd op het speciale onderwijs. Het was een intuïtieve wens. Het was mijn rechtvaardigheidsgevoel, mijn hele wezen dat zei: ‘Er klopt iets niet’.
Citaat:“Ze zal de wereld vertellen wat de school allemaal stilzwijgt, hoe het echt is geweest, verbijt ze zich. Vooral hoe Luka is vergeten.”
Dat gevoel heb ik nog steeds. Het eerste schooljaar zonder Luka, kreeg ik nog bericht eens in de twee maanden. Daarna ontdekte ik steeds meer per toeval. Mijn ontwikkeling kwam stil te liggen. Ik voelde me een probleemgeval en had geen toekomstperspectief. Steeds meer raakte ik afgezonderd van de ‘gewone’ maatschappij.
Het eerste deel van Collision gaat over de band die ik me Luka opbouwde, de strijd met sommige andere leerkrachten en de klap van het verlies. In het tweede deel maak ik een ontwikkeling door. Aanvankelijk lijkt de situatie hopeloos, er was geen toekomstperspectief. Dan ontmoet ik iemand met wie ik kan praten over mijn situatie. Iemand die met me meedenkt. Ook krijg ik een begeleidster die mijn mogelijkheden ziet en me op weg helpt naar een zinvol en zelfstandig leven. Ook stimuleert ze me om te gaan schrijven.
Luka en haar oudste dochter hebben Collision gelezen en allebei waren ze erg onder de indruk. Ze vonden het erg goed. Door het boek kwam ik weer in contact met Luka. Ook vond ze mijn beschrijvingen erg raak, van de meeste collega’s wist ze meteen wie ik bedoelde. Voor Luka was het wel pijnlijk, omdat ze die verschrikkelijke periode achter zich wilde laten.
Eigenlijk is Luka de hoofdpersoon van Collision en niet ik. Zij heeft werkelijk iets voor kinderen betekend, waar ik toen alleen maar van droomde.
In het verhaal was ik vooral toeschouwer.Zelfs toen Luka weg was, liep zij als een rode draad door het verhaal. Er was nauwelijks een gevoel, ervaring of gedachte die niet met haar verbonden was.
Met schrijversogen kijk ik naar mijn verhalen, wat iets anders is dan kille afstand.Ik leerde naast mezelf te staan. Niet van een grote afstand, zoals een toevallige passant die alleen oppervlakkig kijkt. Ik bleef betrokken, zonder in de dagboekmodus te blijven hangen. Er was ruimte voor nabijheid. Er kwam meer omgeving, meer lucht en meer plot. Dichtbij mijn gevoelens en ervaringen staan, zonder ermee samen te vallen. Het is een geschiedenis, het gebeurt niet nu. Dan wordt het boek toegankelijk en herkenbaar. Een dagboek benoemt de gevoelens van de schrijver. Een boek neemt je mee in de wereld van een hoofdpersoon.
Collision. De catastrofe.
ISBN: 978-90-484-0388-2
Collision. Engagement.
ISBN: 978-90-484-1068-2
Uitgeverij: Free Musketeers.
Comments are closed.