Op het treinstation. Een vader en moeder met twee kinderen. Een zoon van een jaar of twaalf en een zoontje van hooguit twee jaar. De oudste liep wat heen en weer, was zelfstandig genoeg om het een paar minuten zonder aandacht te doen. Wel probeerde hij de aandacht van zijn broertje te trekken. Ik kon niet zien of dat aardig was bedoeld of niet.
Naar beide kinderen keken de ouders niet om. De jongste zat in een buggy. Hij had een blikje chocolademelk. (Van suiker kun je hyper worden) Hij morste kennelijk, want moeder pakte het af en begon de boel schoon te maken met een doek. Aan de buggy zat een plastic blad, waar je iets op kunt zetten. Moeder was bezig met haar doek alsof het kind niet bestond. Er was geen contact. Het jongetje begon te gillen en spartelen omdat zijn drinken was afgepakt. Zijn moeder greep zijn arm en snauwde hem af. (Al had ik oordoppen in tegen vuurwerk, alles sneed door me heen.)
Uiteindelijk kreeg het kind zijn blikje chocolademelk weer, maar die was even later leeg. Weer werd het blikje afgepakt, dus het jongetje had niets te doen. De ouders stonden achter te buggy, contact maken was moeilijk. De ouders zelf keken niet naar hem om, al hadden ze verder niets te doen. Ze hadden hun zoon op kunnen tillen, kunnen knuffelen, met hem kunnen praten, zingen. Al die dingen waar kinderen van opbloeien. Liever behandelden ze hun eigen kind, een opgroeiend mensje, als een voorwerp. ‘Gelukkig’ zijn zij niet de enigen.
Het jongetje was te wakker. Beter was als hij in slaap was gevallen. Zoiets wil je niet bewust meemaken als klein kind. Als je ouders niets tegen je zeggen, behalve om je af te snauwen. De vader deed al helemaal niets. Het jongetje werd steeds vervelender, probeerde iets te drinken te pakken uit de tas. Dorst kon hij niet meer hebben. Het werd afgepakt. De ouders zagen alleen maar een lastig kind dat het hen moeilijk maakt. Ik zag een ongelukkig jochie, dat worstelde met de situatie en zich erg verveelde. Een kind dat niet onder woorden kon brengen hoe het zich voelde, wat het nodig had. Gefrustreerd wiegde hij zichzelf, gooide zich naar achter.
Ik voelde me hondsberoerd, grieperig en overstuur. Ik zou waarschijnlijk niet in staat zijn geweest de ouders erop te wijzen dat ze een kínd hebben in plaats van een hebbedingetje, zonder te gaan huilen, schelden of schreeuwen. Ik weet nog wel wat scheldwoorden, maar die laat ik achterwege.
Ik ben dat soort ouders te vaak tegengekomen. Als het kind stil is, vinden ze het wel makkelijk en als het kind lastig, zullen ze het berispen of negeren maar zich niet afvragen waarom het lastig is.
Misschien veranderen ze thuis als bij toverslag in liefhebbende, betrokken ouders. Het was natuurlijk maar een momentopname. Of zijn het echt ouders die niets om hun kind geven, het alleen maar lichamelijk verzorgen, zodat het er gezond uitziet? Ouders die hun kind lekkers geven zodat het even stil is? Waren het in-het-leven-teleurgestelde mensen die hun kinderen net zo ongelukkig maken?
Als er weer eens groepjes hangjongeren overlast veroorzaken, roepen we: Er moet meer blauw op straat komen! Maar dan denk ik: waarom hebben die jongeren niets beters te doen dan slopen en voorbijgangers op stang jagen? Zijn het gewoon rotjongens en rotmeiden of zijn ze het resultaat van (emotionele) verwaarlozing? Deden ze er thuis niet toe?
Comments are closed.