Hoor ik een interview van mezelf terug, schrik ik me rot. Hoewel ik iets te vertellen heb dat de moeite waard is en deze zaken me ook nauw aan het hart staan, klink ik als een spraakcomputer of gewoon moe en ongeïnteresseerd. Hoewel ik me tijdens het spreken helemaal niet zo voelde!
Als kleintje ben ik door mijn oma en mijn moeder vaak op de ‘film’ gezet. Toen had ik een gewone kinderstem die past bij mijn leeftijd. Het is dus niet aangeboren en hoort ook niet bij mijn autisme.
Al op het basisonderwijs was het moeilijk. In de middenbouw had ik nog een leuke juf die mijn autisme als een uitdaging zag. Zij was recht door zee en ook warm en betrokken. Pesten en buitensluiten tolereerde ze niet. Zij creëerde een warm groepsgevoel.
In de bovenbouw stond er twee maal per week een juf voor de klas en drie maal een meester. De juf accepteerde mij wel, alleen tegen het pesten en buitensluiten trad ze halfhartig op. Ging iedereen van het groepje waarbij ik was ingedeeld, roepen: “Ik ga echt niet met Sárah”, als het op samenwerken aankwam en ik vertelde dat, keek de juf het liever aan dan er iets van te zeggen.
De meester gaf soms de pestkoppen op hun donder. Dan weer gaf hij mij de schuld voor de toestand. Mijn autisme probeerde hij af te leren. Klonk ik te futloos, deed hij dit na (en dikte het aan), waarbij meteen een paar klasgenoten zijn voorbeeld volgden.
Op het speciaal onderwijs ben ik tot zwijgen gebracht. Aanvankelijk was ik er meer op mijn plaats dan op de basisschool. Hier had iedereen een ‘handicap.’
Het was een school voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen. Zo benaderden de leerkrachten ons ook. Als tuig. Het was gevaarlijk om je gevoelens te laten zien, om een andere mening te hebben dan de leerkracht en helemaal om tegen hem in te gaan. Er heerste daar een cultuur dat je leerlingen aan moet kunnen. Verzet werd beantwoord met straf. Een paar uur op de gang zonder activiteit. Je kon de klas uit gesleept worden, geslagen, geschopt, afgeschreeuwd of door elkaar geschud. Uiteraard was het voor een leerling taboe om de frustraties eruit te gooien.
Zelf ben ik niet geslagen. Ik was zo angstig dat ik al niet eens meer voor mijn mening of mijn behoeften op durfde te komen. Toen Luka, de enige volwassene die ik vertrouwde, thuis kwam te zitten door psychische problemen, raakte ik al mijn vertrouwen in het leven kwijt.
Mijn slechte functioneren, waar de school zelf aan bij heeft gedragen, was weer een reden waarom ik allerlei dingen niet zou kunnen en ik mijn leven aangewezen zou zijn op hulp. Mijn vader, met wie ik een hechte band was, moest volgens de school en zijn vriendin niet meegaan in mijn belevingswereld en ‘fixaties’, want dan zou hij ongewenst gedrag in stand houden.
Ik kwam er alleen voor te staan.
Ik was zeventien jaar toen er een begeleidster in mijn leven kwam die mogelijkheden zag in plaats van beperkingen. Zij leerde me onder andere reizen met het openbaar vervoer. Mij weer bewust te worden van mijn directe omgeving. Met haar kon ik bijna over alles praten. Mijn angsten, leven, toekomst en dromen.
Op den duur raakte ik ook haar kwijt. Zij mocht en kon mij niet meer begeleiden.
Hierop volgde begeleid wonen. Het leek ideaal, een ‘eigen’ appartementje en toch ondersteuning. Ook hier werd ik in de rol van een patiënt geduwd. Stagiaires van mijn eigen leeftijd die me aanspraken alsof ik drie jaar was.
Mijn gevoelsleven ging nog verder kapot. Mijn leven leek een soort wachtkamer. Van deze paar jaar heb ik ook nauwelijks herinneringen. Iets dat veel voor je heeft betekend, herinner je je het best.
Het eerste gevoel dat naar boven komt, is: “Is dit het nu?” Ik zat in een slop en wist niet hoe ik eruit moest komen. Weer is mijn mens-zijn ontkend. In zekere zin was mijn leven ontzettend doelloos. Men was gewend aan een bepaalde manier van benaderen en werken. De geestelijke groei en zelfstandigheid van cliënten kon hun beleid in de war schoppen. Door middel van suggesties hielden ze je op je plaats. Bovendien hebben ze ‘klanten’ nodig om hun organisatie draaiende te houden, dus hoe afhankelijker ik was, hoe meer werkgelegenheid en inkomen voor de hulpverlening.
Er gebeurden wel mooie dingen. Luka was weer in staat om voorzichtig contact met me te hebben, via de post en de e-mail. Via Internet leerde ik ook mensen kennen en bouwde ik een netwerk op.
Zoals Positieve Nood. Mensen die ook tot psychiatrisch patiënt zijn gebombardeerd en een andere hulpverlening willen opzetten. Op basis van respect. Kijken naar de oorzaak. Aandacht voor iemands verhaal, in plaats van een ‘ziektebeeld’ als oorzaak van alle problemen aanwijzen. Samen kijken hoe iemand aan het roer van z’n eigen leven kan staan. Een ware hulpverlener maakt zichzelf uiteindelijk overbodig, door iemand handreikingen te geven om op eigen kracht verder te gaan. Zo heeft Positieve Nood me ook gestimuleerd om zelfstandig te gaan wonen.
Mijn vader en ik vonden elkaar ook weer. Hij wilde dat hij naar mij en naar zijn eigen gezonde verstand en gevoel had geluisterd, in plaats van ons, door ‘deskundigen’, uit elkaar te laten drijven.
Bijna nooit is het echt raak. Misschien in een persoonlijk gesprek, waarbij ik me helemaal veilig voel. En schrijvend achter mijn laptop kan ik mijn gevoel en waar ik voor sta overbrengen. Alleen wanneer het erop aankomt, zoals voor iemand op willen komen…
Ik zie het als mijn levenstaak om kinderen een stem te geven. Ik voel hun (emotionele) nood, klem en pijn. In mijn boek Wat je niet verteld is… wijd ik een stuk aan wat je kunt doen als iemand een kind miskent, als een voorwerp behandelt, het uitscheldt, belachelijk maakt ect. De ouder/verzorger bewust maken van wat het kind doormaakt en wat het nodig heeft, zonder te veroordelen. Wat je voor een kind kunt betekenen.
Er zelf naar leven is moeilijker. Altijd weer het weifelen, het blokkeren.
Zeg of vraag ik al iets, gaat het halfslachtig en laat ik me geruststellen met een antwoord die ik anders herken als een retorische truc.
Een van de redenen is de angst om over andermans grenzen te gaan, het gevoel dat ik hun energie kom. Enerzijds cruciaal om daar rekening mee te houden, alleen geldt dat ook nog als ik daardoor een medemens in de steek laat? Worden de grenzen en het Zijn van dit kind gerespecteerd? Erkennen volwassenen het überhaupt als persoon of zien ze het als een privé-bezit?
Iemand dwingen en intimideren zoals jeugdzorg dat kan, is sowieso geen optie, dat weet ik wel. Mensen kunnen alleen uit vrije wil veranderen. ‘Gedwongen hulp’ is een contradictio in terminis (Latijn voor “tegenspraak in termen”) en bovendien gelegaliseerd geweld. Het is juist de oorzaak van vele gezinsdrama’s. Het drijft ouders in het nauw, in plaats van dat ze inzicht krijgen in hun functioneren, hun gevoelsleven en de relatie met hun kind. Het gezin wordt uit elkaar gejaagd en ouders raken uitgeput en ten prooi aan paniek en wanhoop, waardoor ze juist minder goed met hun kinderen kunnen omgaan.
Zelf wil ik vooral overbrengen wat het kind meemaakt, alleen kost dat me veel energie. Als de opvoeders maar één minuut de nood, behoeften en eenzaamheid van het kind zouden voelen, hoe zou hun houding dan zijn?
Het voelt als mijn levenstaak om kinderen een stem te geven, terwijl ik zelf monddood ben gemaakt. Ik moet opnieuw leren spreken. Ik ben al een stukje op weg, alleen loop ik snel vast.
De positie van een kind of iemand anders in nood laat zich niet loochenen. Op een of andere manier slaat het altijd terug op de maatschappij.
Ik zou me gelukkig prijzen als ik eens, misschien voor het eerst in mijn leven, de moed en energie heb om mijn eigen stem te laten horen, zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Puur, eerlijk en vanuit de essentie.
Maar wat graag zou ik los komen van mijn verleden, mijn complexen, blokkades en conditionering. Uit de slop willen komen. Om te leven vanuit innerlijke vrijheid. Dat de energie onbelemmerd kan stromen, ik onbevangen (en toch oplettend) de wereld in kan kijken. Dat ik voor mijn medemens op kan komen, zoals ik vroeger ook mensen nodig had die voor mij opkwamen.
Deze column is niet bedoeld om mezelf belangrijk te maken of om iemand mijn tere zieltje te laten masseren. Maar tips hoe ik vrijuit kan leren spreken, zijn zeer welkom.
5 Responses to Een eigen stem
Comments are closed.