Over Robert M ga ik het niet hebben. Dat was toch maar een uitzondering? Hij en zijn partner lieten kinderen misbruiken, terwijl de ouders dachten dat ze veilig waren.
Om de ‘veiligheid’ van kinderen te garanderen, heeft de kinderopvang aangepast materiaal voor in de slaapzaal.
Een soort kooien, die kinderen niet zelf kunnen openen. Als ik het zie, krijg ik er al nachtmerrie’s van.
Voor minstens een uur per dag worden de kinderen gevangen gezet. De leidsters hebben immers ook pauze. En kinderen kunnen ook best lastig zijn.
Vanaf 2016 zijn deze kooien verplicht.
Allemaal voor de ‘veiligheid’ van uw kind.
Technisch klopt het misschien, maar psychisch werkt het averechts. Hoe veilig voelt zo’n kind zich? Een sociaal wezen dat in contact probeert te blijven met de omgeving. Veel kinderen huilen tevergeefs een uur achter elkaar.
Ze leren al jong dat ze er niet toe doen en niemand zich iets van hen aantrekt. Hun wil wordt gebroken. Later doen ze braaf wat hen gezegd wordt, of ze komen juist in opstand en schoppen tegen de maatschappij aan.
Crèchekinderen blijken opvallend meer gedragsproblemen te hebben op latere leeftijd, dan kinderen die als baby bij hun ouders mochten zijn.
Kinderen gaan slapen als ze zich veilig vóelen en hun lichaam behoefte heeft aan slaap. Niet omdat het de opvoeders uitkomt.
De ouders hebben vaak het besef niet om voor hun kinderen op te komen. Ze laten zich van alles aanpraten door allerlei deskundigen, zonder naar het kind zelf te kijken.
Ik kan me nog herinneren dat ik zelf naar de crèche ging. Voor het middagslaapje gebruikten ze een soort opklapbedden. Ze lagen niet lekker en het was koud, maar ik heb er tenminste geen claustrofobie aan overgehouden.
De bedden lagen in het gewone lokaal.
Voor meer comfort zouden matrassen met dekens een oplossing kunnen zijn.
In de kinderzorg lijkt alles de draaien om ‘veiligheid’ en ‘controle’.
Westerse kinderen komen steeds minder in de natuur. Deels omdat die gebieden verdwijnen, maar ook omdat opvoeders bang zijn voor ongelukken.
Paradoxaal krijgen kinderen juist meer ongelukken naarmate ze meer worden beschermd en betutteld.
Kinderen die vrij kunnen rennen, spelen en ravotten leren zichzelf en hun lichaam kennen. Ze ontwikkelen een goede motoriek en zijn veerkrachtig en soepel. Ze kunnen hoogten, diepten en afstand beter inschatten. Ze kunnen zichzelf beter bijsturen.
Het valt me op hoe weinig ernstige ongelukken kinderen krijgen, als ze hun gang kunnen gaan.
Maar de op angst gebaseerde maatschappij zit vaak niet te wachten op positieve berichten.
Over het algemeen halen kinderen geen levensgevaarlijke stunts uit.
Kinderen die bijna niets mogen, worden breekbare poppen. Niet alleen krijgen ze eerder ongelukken, omdat hun lichaam zo houterig is. Het is vaak ook ernstiger.
Peuters hebben wel toezicht nodig, maar ook zij moeten vrij kunnen spelen. Alleen ingrijpen in een gevaarlijke situatie. We hoeven hen niet te behoeden voor elk ongemak. Steeds ertussen komen maakt kinderen onzeker.
Kinderen die vrij kunnen spelen leren op een natuurlijke manier samenwerken en rekening houden met elkaar. Ze ontwikkelen hun empathische vermogen.
Baby’s tot negen maanden hebben een symbiotische relatie met de moeder. Zij maken geen onderscheid tussen zichzelf en hun moeder.
Baby’s hebben behoefte aan warmte, liefde en verbondenheid. De nabijheid van een eigen moeder. Zij is het centrum van hun bestaan.
Daarna kan een baby ook een even hechte band met andere mensen krijgen. De natuurlijkste setting voor een kind, is de ‘stam’, dus de eigen familie. Mensen die u kent en die vertrouwd zijn voor uw kind.
Ouders kunnen op elkaars kinderen passen. Kinderen kunnen spelend de wereld en elkaar ontdekken.
Als kind had ik het geluk dat ik maar twee dagen per week naar de crèche hoefde. Ik had lieve opa’s en oma’s die me graag zagen.
In ‘Op zoek naar het verloren geluk‘, beschrijft de auteur Jean Liedloff haar ervaringen. Zij heeft enkele jaren binnen een indianenstam gewoond. Ze was verbaasd over het geluk dat de mensen uitstraalden.
Baby’s waren soepel en relaxt. Zij waren op de plek waar ze zich het meest thuisvoelden: tegen de moeder aan.
De moeder kon zich begeven tussen leeftijdgenoten en deelnemen aan de activiteiten.
Er was geen kunstmatige scheiding tussen kinderzorg en werk.
Dreumesen gingen op onderzoek uit en ontwikkelden zich met sprongen. Hun moeder was steeds beschikbaar, maar ze liet de baby zijn gang gaan.
Kinderen speelden met elkaar en deden als peuter al mee aan werkzaamheden. Dit deden ze uit zichzelf, niet omdat het moest.
Volwassenen legden kinderen niets op, alleen maar omdat ze groter en sterker waren. Kinderen volgden hun sociale natuur en wilden een volwaardig lid van de stam zijn.
Jean Liedloff toont hoe wij ons natuurlijke welbevinden grotendeels zijn kwijtgeraakt en zij wijst ons wegen om weer met onszelf in harmonie te komen en kinderen gelukkig en in vertrouwen op te laten groeien.
www.hetlaatstekindinhetbos.nl/
http://www.marilse-eerkens.nl/over-het-boek-wat-doen-we-met-de-baby/
www.oudermatch.nl/ouders-voor-ouders
www.eerstelevensjaren.nl/pdf/Het%20Continuum%20Concept.pdf
Pingback: BOINNK!!! | ALEPH Weekoverzicht nr. 123