De macht van woorden

Als schrijver en columnist ken ik de kracht van woorden.
In deze maatschappij lijken woorden de belangrijkste en sturende manier van communicatie. Het kenmerkt ons sociale structuur, we kunnen gevoelens en ideeën delen. Hoewel non-verbale taal het grootste deel van onze communicatie uitmaakt, kennen we daar minder waarde aan toe.

De taal van deskundigen en andere ‘autoriteiten’ kan zich uiten in verdeel-en-heers, doordat men alleen nog binnen de kaders van een bepaalde leer elkaar bekijkt. Tot zover iemands bewustzijnsruimte afhankelijk is van woorden.
Het karakter van iemand verdrinkt in al die rapporten, diagnoses en prognoses.
Vaktaal kan de essentie vernietigen en mensen in voorwerpen of medische objecten veranderen. Door niet meer van ‘personen’ of ‘mensen’ te spreken, maar van ziektebeelden of ‘geval’, lijkt de buitenwereld niet meer geschokt door wat er met ‘patiënten’ gebeurt. Het gaat immers niet over mensen, maar over ‘gevallen’. Zij zijn kansloos gemaakt, doordat de maatschappij hen niet meer als volwaardig ziet.
Prognoses lijken een script die de toekomst in grote lijnen plannen. Een voorspelling die zichzelf waarmaakt. De ‘patiënt’ heeft geen recht van spreken, want die heeft geen ziekte-inzicht.
Met woorden als ‘wilsonbekwaam’, ‘onhandelbaar’ of ‘een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving’, kunnen des-kundigen iemand afschrijven en treft henzelf geen blaam. Zij lijken de volmacht te hebben om iemand te beoordelen volgens hun aangeleerde denkwijze en met verregaande conclusies. Ze denken binnen de kaders van hun eigen leer of vak, wat daarbuiten ligt, negeren, ontkennen of weren ze.
Men denkt in problemen, gedrag, nummers, symptomen en ziektebeelden, in plaats van gevoelens, ervaringen, iemands wensen, verhaal en de mens zelf. Je wordt het zwijgen opgelegd, laat staan dat je in een gesprek van mens tot mens je gevoelens kan uiten en je verhaal kan vertellen en men aan de slag gaat met je wensen.
De psychiatrie heeft een wetenschappelijke status en kan naar believen (met instemming van een rechter) iemand jarenlang opsluiten en ziek maken met chemische middelen, eenzame opsluiting en hersenspoeling, zonder dat de behandelaars in gewetensnood hoeven te komen. Het ‘behandeling’, ‘zorg’, of zelfs ’therapie’ noemen, laat het legitiem klinken. Met andere woorden (letterlijk) kun je de betekenis verhullen.
Voor psychiatrische ziekten is nagenoeg geen medisch bewijs. Het is een interpretatie van gedrag. Zo was homoseksualiteit tot in de jaren 70 ook een psychiatrische diagnose. Het is de cultuur en tijdsgeest die voorschrijft wat ‘normaal’ en wat ziek of gestoord is. Wat iemand waard is. Mensen die anders zijn, denken of voelen, is volgens de heersende visie al snel onbetrouwbaar of zelfs gevaarlijk.

Taal is politiek.
Dat veel mensen en groepen als minderwaardig worden gezien, is een understatement. Fascisme gaat veel verder dan dat. De nazi’s zagen joden niet als mensen en spraken over ‘figuren’, ‘marionetten, ‘koopwaar’, ‘vodden’ of ‘ongedierte’. Zo hoefde niemand bij het vervolgen van joden, een morele wet te overtreden.
Ving iemand toch een glimp op van de mens achter zijn slachtoffer, herkende hij bijvoorbeeld het weerloze, mishandelde, vernederde kind in zichzelf, moest hij dat des te fanatieker bestrijden.
Door de moeite die ze deden om hun slachtoffers te vernederen en martelen, geven ze overigens indirect juist toe wat ze probeerden te ontkennen: hun slachtoffer kan denken en voelen.

Baby’s die nog niet kunnen praten, kunnen als een pakketje worden behandeld. Hun huilen kun je naar believen interpreteren. De opvoeding die je vroeger kreeg, het heersende beeld van kinderen en zelfs de emotionele stemming.
Door baby’s en peuters bij voorbaat ‘brulkikkers’ of ‘directeurtjes’ te noemen, kan iemand hun gevoelens en behoeften afserveren en er een leuke anekdote van maken: “Het luchtalarm gaat af!”
Leidsters van een kinderdagverblijf, kunnen onder het verschonen of voeden van baby’s staan keuvelen en lachen met elkaar. Hun aandacht is bij privézaken, anekdotes, vakanties. Alles behalve bij de kinderen. Alsof de leidsters vlees aan het bereiden zijn of hun koffiepauze houden.
Groeien kinderen op, is de kans groot dat ze hun ervaringen doorgeven aan hun eigen kinderen. Ze geloven dat het leven zo in elkaar zit.
Het lijkt hoe groter de woordenschat van een kind, hoe makkelijker het iets voor elkaar krijgt. Ouders maken ‘afspraken’ met hun kinderen. Kinderen kunnen vrijheden verwerven met argumenten. Wie zich duidelijk kan uitdrukken, loopt zonder twijfel voor op de anderen.
Vele boeken en artikeltjes over opvoeden zijn puur praktisch van aard, zonder het kind een stem te geven en zonder zich in de beleving en behoeften van een kind te verdiepen. Een soort Doe-het-zelf handleiding, voor een defect apparaat.
Ik ken enkele auteurs die meevoelen met kinderen en vanuit inzicht schrijven over hun ontwikkeling en aard en welke invloed de opvoeding en omgeving daarop heeft. Die de positie en de noodsituatie van vele kinderen erkennen.
Er zijn ook ouders en andere verzorgers die een kind erkennen als mens en respect hebben voor z’n persoon, beleving, noden en interesses.  Die het kind ook kind laten, het de ruimte geven te onderzoeken, leren en spelen (wat bij kinderen hand in hand gaat) en het toch de veiligheid van grenzen biedt. Niet alleen grenzen aangeven náár het kind toe, maar ook die ván het kind bewaken als iemand daar overheen gaat. Ook een kind heeft behoefte aan integriteit.

Taal kan ook helen.
Tijdens een donkere en eenzame periode in mijn leven waren muziek en boeken mijn klankwoord. Sommige woorden en zinnen, daar herkende ik me in, het leek mijn verhaal te vertellen of dat van mensen om wie ik gaf.
Een goed gesprek kon ook iets helen en me helpen bepaalde gebeurtenissen te verwerken. Ik kon mijn gevoelens uiten. Dan volgde er opluchting en was er weer ruimte voor iets anders. Met veertien jaar was ik ‘depressief’ (ook een label). Thuis voelde ik me ongewenst en op school werd ik buitengesloten en gehoond omdat ik te ‘sip’ was. Nauwelijks had ik de kracht om door te gaan en ik kon niet meer meekomen op school. Ik ging bij mijn vader wonen en vaak praatten we uren. Hij had echte aandacht voor mijn verhaal en voelde met me mee. Ook de humor hielden we erin. Ik kikkerde op en had weer zin in het leven.
De meest waardevolle ‘hulpverleners’ waren degenen die van mens tot mens met me praatten, in plaats van over me praatten. Die naar mijn verhaal luisterde, in plaats van zelf een ‘professioneel’ verhaal op papier te zetten.
In het echt ben ik een ander iemand dan op papier.

Woorden hebben mij zowel vernederd, afgebroken als geholpen in mijn persoonlijke ontwikkeling.
De intentie bepaalt of woorden angst creëren of liefde.

 

This entry was posted in 2012, Actueel, Andersdenkenden, Behandeling, Bewustzijn, Deskundigen, dwangbehandeling, Heersende normen, Kinderen, Maatschappij, Marteling, Moderne opvoeding, Ouders, Persoonlijke ontwikkeling, Psychiatrie, Verwerking ervaringen kindertijd and tagged , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

5 Responses to De macht van woorden

  1. Pingback: Boek "Levensklem" - De macht van woorden

Comments are closed.